Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. sloebers:
  2. sloeber:


Dutch

Detailed Translations for sloebers from Dutch to English

sloebers:

sloebers [de ~] nomen, plural

  1. de sloebers (schooiers)
    the rascal; the beggar; the vagrants

Translation Matrix for sloebers:

NounRelated TranslationsOther Translations
beggar schooiers; sloebers bedelaar
rascal schooiers; sloebers bengel; boef; boefje; deugniet; donderstraal; fielt; guit; jongen; kwajongen; mispunt; naarling; olijkerd; ondeugd; paljas; rakker; rekel; rotzak; schavuit; schelm; schobbejak; schoelje; schoffie; schoft; schurk; smeerlap; smiecht; smiek; snaak; spitsboef; stinkerd; stouterd; vlegel; vlerk
vagrants schooiers; sloebers zwervers

Related Words for "sloebers":


sloeber:

sloeber [de ~ (m)] nomen

  1. de sloeber (schooier)
    the slob; the wretch; the prole

Translation Matrix for sloeber:

NounRelated TranslationsOther Translations
prole schooier; sloeber hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
slob schooier; sloeber hork; kinkel; lomperd; proleet; slodder; slodderkous; sloddervos; slons; smeerlap; viezerik; vlegel; zwijn
wretch schooier; sloeber drommel; ellendeling; etter; etterbak; galbak; geitenbreier; klier; kreng; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; mispunt; nietsnut; ongelukkige; schoft; schurk; slampamper; slapkous; smeerlap; stakker; stuk ongeluk; stumper; zielenpiet

Related Words for "sloeber":