Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. smoes:
  2. smoezen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for smoes from Dutch to English

smoes:

smoes [de ~] nomen

  1. de smoes (excuus; voorwendsel; uitvlucht)
    the excuse; the sham; the story

Translation Matrix for smoes:

NounRelated TranslationsOther Translations
excuse excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel excuus; genade; pardon; reden; smoesje; sorry; vergeving; vergiffenis; vergoelijking; verontschuldiging; verschoning
sham excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel draaier; façade; glitter; klatergoud; schijnvertoning; uiterlijke schijn; veinzer; voorwending
story excuus; smoes; uitvlucht; voorwendsel bedenksel; fabel; fictie; geschiedenis; leugen; relaas; sprookje; sprookjesverhaal; verdichting; verdichtsel; verhaal; verhaaltje; vertelling; vertelsel; verzinsel
VerbRelated TranslationsOther Translations
excuse excuseren; excuses aanbieden; vergeven; vergiffenis schenken; vergoelijken; verontschuldigen; verschonen
sham beweren; huichelen; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
sham bedriegelijk; gefingeerd; gelogen; nagemaakt; onecht; onwaar; vals

Related Words for "smoes":


Wiktionary Translations for smoes:

smoes
noun
  1. verzinsel als uitvlucht, voorwendsel, uitvlucht ebank|smoes1
smoes
noun
  1. deceptive talk
  2. An excuse made in order to avoid performing a task or duty.

Cross Translation:
FromToVia
smoes schmoose; schmooze; soft soap; schmoos; waffle Schmusumgangssprachlich:
smoes detour; resort détouraction de s’écarter du chemin direct.
smoes resort faux-fuyantdéfaite ; échappatoire.
smoes pretext; excuse; plea prétexte — Cause simulée, supposée.

smoezen:

smoezen [de ~] nomen, plural

  1. de smoezen (voorwendsels; uitvluchten)
    the excuses; the pretexts; the poor excuses

smoezen verb (smoes, smoest, smoesde, smoesden, gesmoesd)

  1. smoezen (smiespelen; fluisteren)
    to whisper; exchange confidences

Conjugations for smoezen:

o.t.t.
  1. smoes
  2. smoest
  3. smoest
  4. smoesen
  5. smoesen
  6. smoesen
o.v.t.
  1. smoesde
  2. smoesde
  3. smoesde
  4. smoesden
  5. smoesden
  6. smoesden
v.t.t.
  1. heb gesmoesd
  2. hebt gesmoesd
  3. heeft gesmoesd
  4. hebben gesmoesd
  5. hebben gesmoesd
  6. hebben gesmoesd
v.v.t.
  1. had gesmoesd
  2. had gesmoesd
  3. had gesmoesd
  4. hadden gesmoesd
  5. hadden gesmoesd
  6. hadden gesmoesd
o.t.t.t.
  1. zal smoezen
  2. zult smoezen
  3. zal smoezen
  4. zullen smoezen
  5. zullen smoezen
  6. zullen smoezen
o.v.t.t.
  1. zou smoezen
  2. zou smoezen
  3. zou smoezen
  4. zouden smoezen
  5. zouden smoezen
  6. zouden smoezen
en verder
  1. ben gesmoesd
  2. bent gesmoesd
  3. is gesmoesd
  4. zijn gesmoesd
  5. zijn gesmoesd
  6. zijn gesmoesd
diversen
  1. smoes!
  2. smoest!
  3. gesmoesd
  4. smoesend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for smoezen:

NounRelated TranslationsOther Translations
excuses smoezen; uitvluchten; voorwendsels
poor excuses smoezen; uitvluchten; voorwendsels smoesjes
pretexts smoezen; uitvluchten; voorwendsels
whisper fluistering; gefluister
VerbRelated TranslationsOther Translations
exchange confidences fluisteren; smiespelen; smoezen
whisper fluisteren; smiespelen; smoezen fluisteren; influisteren; ingeven; lispelen; sissen; souffleren; voorzeggen

Related Words for "smoezen":


Wiktionary Translations for smoezen:


Cross Translation:
FromToVia
smoezen whisper chuchoterparler bas et mystérieusement, en remuant à peine les lèvres.