Home ->Dictionaries ->Dutch/English ->Translate snoertjes

Translate snoertjes from Dutch to English

Summary

Dutch to English: more detail...

snoertjes:
- strings; bits of rope
snoer:
- flex; chain; chainlet; circlet; ring; row
snoertje:
- flex
Wiktionary:
- snoer → flex, binder, wire
- snoer → cord, line, chord

Dutch

Detailed Translations for snoertjes from Dutch to English

snoertjes:

snoertjes [znw.] nomen

snoertjes (koordjes; lijntjes; touwtjes)
the strings; the bits of rope
- strings [the ~] nomen
- bits of rope [the ~] nomen

Translation Matrix for snoertjes:

Noun	Related Translations	Other Translations
bits of rope	koordjes; lijntjes; snoertjes; touwtjes
strings	koordjes; lijntjes; snoertjes; touwtjes	besnaring; besnaringen; bespeler van strijkinstrument; bindgarens; bindtouwen; dikke koorden; draden; koorden; snaren; snoeren; strijker; touwen

Related Words for "snoertjes":

snoer, snoertje

snoer:

snoer [het ~] nomen

het snoer (elektriciteitsdraad; snoertje)
the flex
- flex [the ~] nomen
het snoer (ketting; keten; aaneenschakeling)
the chain; the chainlet; the circlet; the ring; the row
- chain [the ~] nomen
- chainlet [the ~] nomen
- circlet [the ~] nomen
- ring [the ~] nomen
- row [the ~] nomen

Translation Matrix for snoer:

Noun	Related Translations	Other Translations
chain	aaneenschakeling; keten; ketting; snoer	aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; aaneenschakeling; boei; cyclus; grootwinkelbedrijf; halsketting; halssnoer; kabel; kabeltouw; keten; ketting; kettinkje; kluister; reeks; rij; samentrekking; samenvoeging; scheepskabel; scheepstouw; serie; winkelketen
chainlet	aaneenschakeling; keten; ketting; snoer	halsketting; halssnoer; ketting; kettinkje
circlet	aaneenschakeling; keten; ketting; snoer	cirkeltje; cirkelvorm; kring; kringel; kringetje
flex	elektriciteitsdraad; snoer; snoertje
ring	aaneenschakeling; keten; ketting; snoer	belletje; cirkel; cirkelvorm; kring; kringel; kringvormig; overgaan; piste; ring; rondje; soort sieraad; telefonisch bericht; telefoontje; wielerbaan
row	aaneenschakeling; keten; ketting; snoer	botsing; colonne; conflict; cyclus; dispuut; file; gelid; meningsverschil; onenigheid; record; reeks; rij; rijtje; roeitochtje; ruzie; serie; stennis; twist; woordenwisseling
Verb	Related Translations	Other Translations
chain		binden; boeien; ketenen; kluisteren; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen
ring		aanbellen; beieren; bellen; bonzen; door de telefoon praten; iemand opbellen; kringen vormen; luiden; opbellen; overgaan; telefoneren; telefoontje plegen
row		roeien

Related Words for "snoer":

snoeren, snoertje, snoertjes

Wiktionary Translations for snoer:

snoer

noun

elektriciteitskabel
- snoer → flex

snoer

noun

something that is used to bind things together
- binder → snoer; bindsel
metal conductor that carries electricity
- wire → elektriciteitsdraad; snoer; ader

Cross Translation:

From	To	Via
• snoer	→ cord; line; chord	↔ corde — tortis fait ordinairement de chanvre et quelquefois de coton, de laine, de soie, d’écorce d’arbres, de poil, de crin, de jonc et d’autres matières pliantes et flexibles.

snoertjes form of snoertje:

snoertje [het ~] nomen

het snoertje (elektriciteitsdraad; snoer)
the flex
- flex [the ~] nomen

Translation Matrix for snoertje:

Noun	Related Translations	Other Translations
flex	elektriciteitsdraad; snoer; snoertje

Related Words for "snoertje":

snoertjes, snoer