Summary


Dutch

Detailed Translations for sta from Dutch to English

sta form of staan:

staan verb (sta, staat, stond, stonden, gestaan)

  1. staan
    to become; to suit; to flatter
    • become verb (becomes, became, becoming)
    • suit verb (suits, suited, suiting)
    • flatter verb (flatters, flattered, flattering)
  2. staan
    to stand; to stand up
    – be standing; be upright 1
    • stand verb (stands, stood, standing)
      • We had to stand for the entire performance!1
    • stand up verb (stands up, stood up, standing up)

Conjugations for staan:

o.t.t.
  1. sta
  2. staat
  3. staat
  4. staan
  5. staan
  6. staan
o.v.t.
  1. stond
  2. stond
  3. stond
  4. stonden
  5. stonden
  6. stonden
v.t.t.
  1. heb gestaan
  2. hebt gestaan
  3. heeft gestaan
  4. hebben gestaan
  5. hebben gestaan
  6. hebben gestaan
v.v.t.
  1. had gestaan
  2. had gestaan
  3. had gestaan
  4. hadden gestaan
  5. hadden gestaan
  6. hadden gestaan
o.t.t.t.
  1. zal staan
  2. zult staan
  3. zal staan
  4. zullen staan
  5. zullen staan
  6. zullen staan
o.v.t.t.
  1. zou staan
  2. zou staan
  3. zou staan
  4. zouden staan
  5. zouden staan
  6. zouden staan
en verder
  1. ben gestaan
  2. bent gestaan
  3. is gestaan
  4. zijn gestaan
  5. zijn gestaan
  6. zijn gestaan
diversen
  1. sta!
  2. stat!
  3. gestaan
  4. staand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for staan:

NounRelated TranslationsOther Translations
stand bewering; denkbeeld; driepoot; getuigenbank; gezichtspunt; houding; idee; interpretatie; inzicht; kraam; kraampje; lezing; mat; matje; mening; onderlegger; onderstel; onderzetter; oordeel; opinie; opvatting; placemat; poot; positie; sokkel; staander; stalletje; stand; stand op jaarbeurs; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; tafelmatje; thema; visie; voet; voetstuk; zienswijze; zuilvoet
suit colbertkostuum; kostuum; maatpak; pak
VerbRelated TranslationsOther Translations
become staan betamen; flatteren; goed staan; passen; worden
flatter staan flatteren; flemen; flikflooien; goed staan
stand staan doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
stand up staan gaan staan; in opstand komen; omhoogrijzen; opstaan; rebelleren; rijzen
suit staan aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; conveniëren; deugen; gelegen komen; gelieven; geschikt zijn; passen; passend zijn; plezieren; schikken; uitkomen; zich aanpassen; zich schikken; zich voegen naar

Antonyms for "staan":


Related Definitions for "staan":

  1. bij hem passen2
    • dat pak staat hem goed2
  2. in een bepaalde toestand zijn2
    • dat gebouw staat leeg2
  3. op voeten of poten overeind zijn2
    • aan het eind van het concert ging het publiek staan2
  4. opgeschreven of gedrukt2
    • in de krant staat dat de minister gaat bezuinigen2
  5. zich bevinden2
    • het eten staat op tafel2

Wiktionary Translations for staan:

staan
verb
  1. zich in verticale toestand van rust bevinden
staan
verb
  1. be a model
  2. display
  3. occupy a place
  4. to indicate in a written form
  5. to support oneself on the feet in an erect position
  6. to remain motionless
  7. to exist

Cross Translation:
FromToVia
staan dress; get dressed; clothe; fit; suit; array; attire habiller — Mettre des habits à quelqu’un…
staan accept; receive; accredit; admit; clothe; dress; fit; suit; array; attire; cover; overlay; lag; plate; protect; coat; back; put on; apply; plaster; stucco revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
staan clothe; dress; fit; suit; array; attire vêtirhabiller, couvrir d’un vêtement.
staan stand être debout — Se tenir verticalement, sur ses pieds ou sur ses bases.