Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. stamwoorden:
  2. stamwoord:


Dutch

Detailed Translations for stamwoorden from Dutch to English

stamwoorden:

stamwoorden [de ~] nomen, plural

  1. de stamwoorden
    the stems

Translation Matrix for stamwoorden:

NounRelated TranslationsOther Translations
stems stamwoorden etymonen; schenkels; stamvormen; stelen; stengels

Related Words for "stamwoorden":


stamwoorden form of stamwoord:

stamwoord [het ~] nomen

  1. het stamwoord
    the primitive word; the stem

Translation Matrix for stamwoord:

NounRelated TranslationsOther Translations
primitive word stamwoord
stem stamwoord antenne; boeg; etymon; halm; handvat in de vorm van stok; spriet; stam; stamvorm; steel; steven; voelhoren; voelspriet; voorsteven
VerbRelated TranslationsOther Translations
stem dwarsbomen; dwarsliggen; halt houden; ophouden; remmen; stopzetten; tegenhouden; tegenwerken; tot staan brengen

Related Words for "stamwoord":