Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. strijd:
  2. strijden:
  3. Wiktionary:
  4. User Contributed Translations for strijd:
    • clash, strife


Dutch

Detailed Translations for strijd from Dutch to English

strijd:

strijd [de ~ (m)] nomen

  1. de strijd (wedstrijd; partij; concours; pot)
    the competition
    – an occasion on which a winner is selected from among two or more contestants 1
    the contest; the game; the play; the set
    the match
    – a formal contest in which two or more persons or teams compete 1
  2. de strijd (veldslag; slag)
    the battle; the war
  3. de strijd (worsteling; kamp; gevecht)
    the struggle; the wrestle

Translation Matrix for strijd:

NounRelated TranslationsOther Translations
battle oorlog; slag; strijd; veldslag slag; veldslag
competition concours; partij; pot; strijd; wedstrijd competitie; concurrentie; kampioenschap; rivaliteit; wedijver
contest concours; partij; pot; strijd; wedstrijd aanvechten; bestrijden; bestrijding; betwisten; prijsvraag
game concours; partij; pot; strijd; wedstrijd beurt; game; partijtje; potje; rondje; spel; spelletje; wedstrijdje
match concours; partij; pot; strijd; wedstrijd gelijke; lucifer; luciferhoutje; match; weerga
play concours; partij; pot; strijd; wedstrijd capriool; drama; gespeel; kinderspel; marge; partijtje; potje; schouwspel; speelruimte; spel; speling; stuk; toneelstuk; wedstrijdje
set concours; partij; pot; strijd; wedstrijd accumulatie; bende; benoemde set; bepaalde hoeveelheid; groep; groep van twee of meer; hoop; kliek; koppel; manche; onderonsje; partij; samenscholing; set; span; stel; troep
struggle gevecht; kamp; strijd; worsteling geworstel
war oorlog; slag; strijd; veldslag krijg; oorlog
wrestle gevecht; kamp; strijd; worsteling geworstel
VerbRelated TranslationsOther Translations
contest aanvechten; bekampen; bestrijden; betwisten; bevechten
match bijpassen; congruent zijn; evenaren; kloppen; kloppen met; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen; overeenstemmen met; passen; stroken; stroken met
play afspelen; bespelen; doen alsof; dollen; ravotten; spelen; stoeien; toneelspelen; wild rennen; wild spelen; zich aanstellen; zich uitleven
set deponeren; gelijkzetten; initiëren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken
struggle de strijd aanbinden; kampen; opboksen; protesteren; strijd voeren; strijden; strijden tegen; tegenspartelen; tegenstribbelen; vechten; vechten tegen; verzetten
wrestle met iemand worstelen; worstelen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
set star; strak; strakgespannen; verstard
OtherRelated TranslationsOther Translations
game flink

Related Words for "strijd":


Related Definitions for "strijd":

  1. gevecht met wapens of andere middelen2
    • het was een harde strijd tussen even sterke vijanden2

Wiktionary Translations for strijd:

strijd
noun
  1. een handgemeen
  2. een militair treffen
strijd
noun
  1. conflict of will, strife
  2. battle
  3. clash or disagreement
  4. a battle; a fight; a struggle for victory
  5. struggle; a contest; as, the battle of life
  6. violent conflict
  7. strife, effort
  8. The waging of war or armed conflict against an enemy
  9. Military operations of some particular kind

Cross Translation:
FromToVia
strijd battle; blow; hit; strike; whack; stroke; scuffle; struggle; action; fight; clash; combat; fray bataille — guerre|fr combat général entre deux armées.
strijd combat; battle; scuffle; struggle; action; fight; clash; fray combataction par laquelle on attaquer et l’on se défendre.

strijd form of strijden:

strijden verb (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)

  1. strijden (matten; vechten; knokken)
    mat; to quarrel; to fight
    • mat verb
    • quarrel verb (quarrels, quarreled, quarreling)
    • fight verb (fights, fought, fighting)
  2. strijden (strijd voeren; vechten; kampen)
    to struggle; to fight; wage ware; keep up the struggle; put up a fight

Conjugations for strijden:

o.t.t.
  1. strijd
  2. strijdt
  3. strijdt
  4. strijden
  5. strijden
  6. strijden
o.v.t.
  1. streed
  2. streed
  3. streed
  4. streden
  5. streden
  6. streden
v.t.t.
  1. heb gestreden
  2. hebt gestreden
  3. heeft gestreden
  4. hebben gestreden
  5. hebben gestreden
  6. hebben gestreden
v.v.t.
  1. had gestreden
  2. had gestreden
  3. had gestreden
  4. hadden gestreden
  5. hadden gestreden
  6. hadden gestreden
o.t.t.t.
  1. zal strijden
  2. zult strijden
  3. zal strijden
  4. zullen strijden
  5. zullen strijden
  6. zullen strijden
o.v.t.t.
  1. zou strijden
  2. zou strijden
  3. zou strijden
  4. zouden strijden
  5. zouden strijden
  6. zouden strijden
en verder
  1. ben gestreden
  2. bent gestreden
  3. is gestreden
  4. zijn gestreden
  5. zijn gestreden
  6. zijn gestreden
diversen
  1. strijd!
  2. strijdt!
  3. gestreden
  4. strijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

strijden [het ~] nomen

  1. het strijden (knokpartij; gevecht; matpartij; )
    the fight; the scuffle; the tussle
  2. het strijden (vechten)
    the fighting

Translation Matrix for strijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
fight gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij gedonderjaag; geravot; gestoei; stoeierij; stoeipartij
fighting strijden; vechten
mat kelkenbakje; mat; matje; onderlegger; onderleggers; onderzetter; onderzetters; placemat; placemats; tafelmatje; tafelmatjes
quarrel botsing; conflict; debat; dispuut; geschil; kwestie; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling
scuffle gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij
struggle gevecht; geworstel; kamp; strijd; worsteling
tussle gevecht; handgemeen; kloppartij; knokpartij; matpartij; strijden; vechtpartij
VerbRelated TranslationsOther Translations
fight kampen; knokken; matten; strijd voeren; strijden; vechten bakkeleien; bekampen; bestrijden; bevechten; de strijd aanbinden; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
keep up the struggle kampen; strijd voeren; strijden; vechten
mat knokken; matten; strijden; vechten
put up a fight kampen; strijd voeren; strijden; vechten
quarrel knokken; matten; strijden; vechten bakkeleien; bekampen; bekvechten; bestrijden; bevechten; hakketakken; in onmin geraken; kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruzieën; ruziën; twisten
scuffle bakkeleien; duelleren; kampen; kleine gevechten leveren; knokken; matten; schermutselen; vechten
struggle kampen; strijd voeren; strijden; vechten de strijd aanbinden; opboksen; protesteren; strijden tegen; tegenspartelen; tegenstribbelen; vechten tegen; verzetten
wage ware kampen; strijd voeren; strijden; vechten
- vechten
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
fighting strijdend
mat beslagen; dof; glansloos; grauwkleurig; grijs; mat

Related Words for "strijden":


Synonyms for "strijden":


Related Definitions for "strijden":

  1. elkaar aanpakken met vuisten, wapens, of andere middelen2
    • deze twee bevolkingsgroepen strijden al jaren tegen elkaar2

Wiktionary Translations for strijden:

strijden
verb
  1. ondanks weerstand een doel proberen te bereiken
strijden
verb
  1. to contend in physical conflict
  2. (intransitive) to join in battle; to contend in fight

Cross Translation:
FromToVia
strijden battle; fight; struggle; strive; contend bataillerlivrer de petits combats.
strijden fight; struggle; strive; contend; battle combattreattaquer son ennemi, ou en soutenir l’attaque.
strijden wage war; make war; war guerroyerpasser son temps à faire des opérations de guerre plus nombreux que méthodiques et sans grande envergure.
strijden fight; struggle; strive; contend; battle lutter — Traductions à trier

Related Translations for strijd