Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. switch:


Dutch

Detailed Translations for switch from Dutch to English

switch:

switch [de ~ (m)] nomen

  1. de switch
    the switch
    – A device used to connect computers on a network that forwards packets to specific ports rather than broadcasting every packet to every port. 1

Translation Matrix for switch:

NounRelated TranslationsOther Translations
switch switch invaller; knop; lichtknop; omruil; omschakelaar; omwisselen; omwisseling; schakelaar; schakelknop; schakeloptie; spoorwegwissel; stroomwisselaar; verruiling; verwisseling; wissel; wisselaar; wisselspeler
VerbRelated TranslationsOther Translations
switch afwisselen; herzien; inwisselen; naar een andere versnelling overgaan; omruilen; omwisselen; ruilen; schakelen; veranderen; verruilen; verwisselen; wijzigen; wisselen