Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. tegenspraak:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tegenspraak from Dutch to English

tegenspraak:

tegenspraak [de ~] nomen

  1. de tegenspraak (protest; verzet; tegenwerping; opwerping)
    the contradiction; the protest
    the objection
    – the act of protesting; a public (often organized) manifestation of dissent 1

Translation Matrix for tegenspraak:

NounRelated TranslationsOther Translations
contradiction opwerping; protest; tegenspraak; tegenwerping; verzet het tegenstrijdig zijn; inconsequentie; strijdigheid; tegenstrijdigheid
objection opwerping; protest; tegenspraak; tegenwerping; verzet bedenking; bezwaar; repliek; verdedigingsakte; verweer; verweerschrift
protest opwerping; protest; tegenspraak; tegenwerping; verzet actie; protestbijeenkomst; publieke betoging
VerbRelated TranslationsOther Translations
protest appelleren; appèl aantekenen; eisen; in tegenspraak zijn met; protesteren; reclameren; tegenspreken; tegenwerpen; weerspreken

Wiktionary Translations for tegenspraak:

tegenspraak
noun
  1. tegenspreken, ontkennen
tegenspraak
noun
  1. slang: backtalk, verbal impertinence
  2. expression in which components contradict one another
  3. verbal impudence or argument
  4. in logic: a self-contradictory statement (jump)
  5. discrepancy, especially between two legal documents

Related Translations for tegenspraak