Dutch
Detailed Translations for uitharden from Dutch to English
uitharden:
Conjugations for uitharden:
o.t.t.
- hard uit
- hardt uit
- hardt uit
- harden uit
- harden uit
- harden uit
o.v.t.
- hardde uit
- hardde uit
- hardde uit
- hardden uit
- hardden uit
- hardden uit
v.t.t.
- ben uitgehard
- bent uitgehard
- is uitgehard
- zijn uitgehard
- zijn uitgehard
- zijn uitgehard
v.v.t.
- was uitgehard
- was uitgehard
- was uitgehard
- waren uitgehard
- waren uitgehard
- waren uitgehard
o.t.t.t.
- zal uitharden
- zult uitharden
- zal uitharden
- zullen uitharden
- zullen uitharden
- zullen uitharden
o.v.t.t.
- zou uitharden
- zou uitharden
- zou uitharden
- zouden uitharden
- zouden uitharden
- zouden uitharden
diversen
- hard uit!
- hardt uit!
- uitgehard
- uithardend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitharden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
harden | stalen; verharden | |
iron | Ferro; ijzer | |
steel | Ferro; ijzer; staal | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
become hard | harden; stalen; uitharden | hard worden; verharden |
harden | harden; stalen; uitharden | |
iron | harden; stalen; uitharden | gladstrijken; strijken |
steel | harden; stalen; uitharden | |
toughen | harden; stalen; uitharden | |
Adjective | Related Translations | Other Translations |
iron | ijzeren |