Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. uitkafferen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitkafferend from Dutch to English

uitkafferen:

uitkafferen verb (kaffer uit, kaffert uit, kafferde uit, kafferden uit, uitgekafferd)

  1. uitkafferen (uitfoeteren; uitschelden; uitvloeken)
    to scold
    – censure severely or angrily 1
    • scold verb (scolds, scolded, scolding)
      • The mother scolded the child for entering a stranger's car1
    to bawl out; to swear at; to storm at
    • bawl out verb (bawls out, bawled out, bawling out)
    • swear at verb (swears at, swore at, swearing at)
    • storm at verb (storms at, stormed at, storming at)
    to tell off
    – reprimand 1
    • tell off verb (tells off, told off, telling off)
    to tick off
    – make angry 1
    • tick off verb (ticks off, ticked off, ticking off)

Conjugations for uitkafferen:

o.t.t.
  1. kaffer uit
  2. kaffert uit
  3. kaffert uit
  4. kafferen uit
  5. kafferen uit
  6. kafferen uit
o.v.t.
  1. kafferde uit
  2. kafferde uit
  3. kafferde uit
  4. kafferden uit
  5. kafferden uit
  6. kafferden uit
v.t.t.
  1. heb uitgekafferd
  2. hebt uitgekafferd
  3. heeft uitgekafferd
  4. hebben uitgekafferd
  5. hebben uitgekafferd
  6. hebben uitgekafferd
v.v.t.
  1. had uitgekafferd
  2. had uitgekafferd
  3. had uitgekafferd
  4. hadden uitgekafferd
  5. hadden uitgekafferd
  6. hadden uitgekafferd
o.t.t.t.
  1. zal uitkafferen
  2. zult uitkafferen
  3. zal uitkafferen
  4. zullen uitkafferen
  5. zullen uitkafferen
  6. zullen uitkafferen
o.v.t.t.
  1. zou uitkafferen
  2. zou uitkafferen
  3. zou uitkafferen
  4. zouden uitkafferen
  5. zouden uitkafferen
  6. zouden uitkafferen
en verder
  1. ben uitgekafferd
  2. bent uitgekafferd
  3. is uitgekafferd
  4. zijn uitgekafferd
  5. zijn uitgekafferd
  6. zijn uitgekafferd
diversen
  1. kaffer uit!
  2. kaffert uit!
  3. uitgekafferd
  4. uitkafferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitkafferen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bawl out uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken uitgalmen
scold uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken beknorren; schelden op; uitbrander geven
storm at uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken
swear at uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken
tell off uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken uitbrander geven
tick off uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken aanstippen; aanstrepen; aantippen; afvinken; tippen; vinken

Wiktionary Translations for uitkafferen:

uitkafferen
verb
  1. To berate; to scold.
  2. (vulgar, slang) to reprimand grossly

Cross Translation:
FromToVia
uitkafferen reprove; upbraid; tell off; blame; rage; bellow; boom gronder — Faire entendre un bruit sourd, parler des animaux, du tonnerre ou du vent.
uitkafferen lecture; sermonize sermonner — (familier, fr) Faire des remontrances ennuyeux et hors de propos.

External Machine Translations: