Dutch
Detailed Translations for verordineren from Dutch to English
verordineren:
-
verordineren (afkondigen; ordonneren; decreteren; verordenen)
Conjugations for verordineren:
o.t.t.
- verordineer
- verordineert
- verordineert
- verordineren
- verordineren
- verordineren
o.v.t.
- verordineerde
- verordineerde
- verordineerde
- verordineerden
- verordineerden
- verordineerden
v.t.t.
- heb verordineerd
- hebt verordineerd
- heeft verordineerd
- hebben verordineerd
- hebben verordineerd
- hebben verordineerd
v.v.t.
- had verordineerd
- had verordineerd
- had verordineerd
- hadden verordineerd
- hadden verordineerd
- hadden verordineerd
o.t.t.t.
- zal verordineren
- zult verordineren
- zal verordineren
- zullen verordineren
- zullen verordineren
- zullen verordineren
o.v.t.t.
- zou verordineren
- zou verordineren
- zou verordineren
- zouden verordineren
- zouden verordineren
- zouden verordineren
diversen
- verordineer!
- verordineert!
- verordineerd
- verordinerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for verordineren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
call | aanroepen; bellen; belletje; convocatie; geluidssein; geluidssignaal; lokroep; loktoon; opbellen; oproep; oproeping; praaien; telefonisch bericht; telefoontje | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
call | afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren | aanbellen; aanroepen; bellen; benoemen; bestempelen; betitelen; bijeenroepen; bonzen; convoceren; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; luiden; noemen; opbellen; praaien; roepen; samenroepen; telefoontje plegen; vernoemen |
give notice of | afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren | aanschrijven; aanzeggen; kennis geven; konde doen |
proclaim | afkondigen; decreteren; ordonneren; verordenen; verordineren | aankondigen; afkondigen; afroepen; annonceren; bekendmaken; namen afroepen; omroepen; proclameren |