Noun | Related Translations | Other Translations |
comfort
|
bemoediging; opmontering; troost; troosting; vertroosting
|
behaaglijkheid; comfort; gerief; geriefelijkheid; gerieflijkheid; soelaas
|
consolation
|
bemoediging; opmontering; troost; troosting; vertroosting
|
bemoediging; stimulering
|
encouragement
|
bemoediging; opmontering; vertroosting
|
aanmoedigen; aanmoediging; aansporen; aansporing; aanvuren; bemoediging; opwekking; steun; stimulans; stimuleren; stimulering; toejuichen
|
relief
|
bemoediging; opmontering; vertroosting
|
aftrek; aftrekking; assistentie; bevrijding; bijstand; deductie; geruststelling; handreiking; herademing; hulp; hulpbetoon; hulpverlenen; hulpverlening; kalmering; ondersteuning; ontzet; ontzetting; opluchting; redding; reliëf; sociale bijstand; uitkering; verlichting; verlossing; vermindering; verzachting; vrijmaking
|
solace
|
troost; troosting; vertroosting
|
soelaas; solaas
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
comfort
|
|
bemoedigen; blij maken; ondersteunen; opbeuren; opfleuren; opmonteren; troosten; verkwikken; vertroosten; vrolijker worden
|
solace
|
|
bemoedigen; opbeuren
|