Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. voorzitters:
  2. voorzitter:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorzitters from Dutch to English

voorzitters:

voorzitters [de ~] nomen, plural

  1. de voorzitters (presidenten)
    the chairmen; the presidents

Translation Matrix for voorzitters:

NounRelated TranslationsOther Translations
chairmen presidenten; voorzitters
presidents presidenten; voorzitters presidenten; staatshoofden van republieken

Related Words for "voorzitters":


voorzitters form of voorzitter:

voorzitter [de ~ (m)] nomen

  1. de voorzitter (bestuurder; manager; kopstuk)
    the chairman; the president; the leader; the manager; the chief; the captain; the commander
  2. de voorzitter
    the chairman; the chair; the president; the chairperson; the chairwoman
    – the officer who presides at the meetings of an organization 1

Translation Matrix for voorzitter:

NounRelated TranslationsOther Translations
captain bestuurder; kopstuk; manager; voorzitter aanvoerder; aanvoerster; bevelhebber; captain; commandant; directeur; gezagvoerder; hoofd; hoofdman; kapitein; leerkracht; leider; leidster; leidsvrouw; leraar; meester; onderwijzer; overste; pedant; scheepsgezagvoerder; scheepskapitein; schipper; schoolmeester; vliegtuigkapitein; voorvrouw
chair voorzitter crapaud; gestoelte; leerstoel; stoel; zetel; zitplaats
chairman bestuurder; kopstuk; manager; voorzitter president
chairperson voorzitter
chairwoman voorzitter
chief bestuurder; kopstuk; manager; voorzitter aanvoerder; aanvoerster; baas; chef; hoofd; hoofdleider; hoofdman; leider; leidster; leidsvrouw; meerdere; meester; opperhoofd; patroon; stamhoofd; superieur; voorman; voorvrouw; werkbaas
commander bestuurder; kopstuk; manager; voorzitter aanvoerder; baas; beheerser; bevelhebber; commandant; gebieder; hoofd; hoofdman; kapitein; leider; meester; overste
leader bestuurder; kopstuk; manager; voorzitter aanvoerder; baas; begeleider; chef; gids; groepsleider; hoofd; hoofdleider; hoofdman; kopman; leider; leidsman; lijstaanvoerder; loods; meerdere; meester; opperhoofd; opvulteken; patroon; pees; stamhoofd; superieur; voorman; werkbaas; zeen
manager bestuurder; kopstuk; manager; voorzitter afdelingschef; afdelingshoofd; bedrijfsleider; chef; directeur; impresario; leidinggevend administratief personeel; leidinggevende; manager; zetbaas
president bestuurder; kopstuk; manager; voorzitter president
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
chief cruciaal; kardinaal; voornaamst

Related Words for "voorzitter":


Wiktionary Translations for voorzitter:

voorzitter
noun
  1. hoofd van een bestuur, leider van een vergadering
voorzitter
noun
  1. a person who presides over a meeting, a board
  2. person presiding over a meeting