Summary
Dutch
Detailed Translations for vos from Dutch to English
vos:
-
de vos (vrouwtjesvos)
-
de vos
Translation Matrix for vos:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fox | vos; vrouwtjesvos | sluw mens |
vixen | vos; vrouwtjesvos |
Related Words for "vos":
vossen:
-
vossen
Conjugations for vossen:
o.t.t.
- vos
- vost
- vost
- vossen
- vossen
- vossen
o.v.t.
- voste
- voste
- voste
- vosten
- vosten
- vosten
v.t.t.
- heb gevost
- hebt gevost
- heeft gevost
- hebben gevost
- hebben gevost
- hebben gevost
v.v.t.
- had gevost
- had gevost
- had gevost
- hadden gevost
- hadden gevost
- hadden gevost
o.t.t.t.
- zal vossen
- zult vossen
- zal vossen
- zullen vossen
- zullen vossen
- zullen vossen
o.v.t.t.
- zou vossen
- zou vossen
- zou vossen
- zouden vossen
- zouden vossen
- zouden vossen
diversen
- vos!
- vost!
- gevost
- vossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vossen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
study | artsenpraktijk; cursus; kursus; leergang; oefenstuk; praktijk; studeerkamer; studeervertrek; studie; werkkamer | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
learn | vossen | aanleren; aantreffen; aanwennen; bijbrengen; blokken; eigen maken; eigenmaken; gewend raken; horen; iets leren; inlichten; instuderen; kennis opdoen; leerstof erin stampen; leren; meekrijgen; meepikken; onderrichten; onderwijzen; ontdekken; oppikken; opsteken; studeren; te horen krijgen; tegenkomen; vernemen; verwerven; vinden; voorlichten |
study | vossen | aanleren; bestuderen; blokken; eigen maken; instuderen; leerstof erin stampen; leren; naspeuren; nasporen; navorsen; onderwijzen; onderzoeken; oppikken; opsteken; studeren; verwerven |
swot | vossen |