Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. waterskiën:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for waterskiën from Dutch to English

waterskiën:

waterskiën verb (waterski, waterskiet, waterskiede, waterskieden, gewaterskied)

  1. waterskiën

Conjugations for waterskiën:

o.t.t.
  1. waterski
  2. waterskiet
  3. waterskiet
  4. waterskiën
  5. waterskiën
  6. waterskiën
o.v.t.
  1. waterskiede
  2. waterskiede
  3. waterskiede
  4. waterskieden
  5. waterskieden
  6. waterskieden
v.t.t.
  1. heb gewaterskied
  2. hebt gewaterskied
  3. heeft gewaterskied
  4. hebben gewaterskied
  5. hebben gewaterskied
  6. hebben gewaterskied
v.v.t.
  1. had gewaterskied
  2. had gewaterskied
  3. had gewaterskied
  4. hadden gewaterskied
  5. hadden gewaterskied
  6. hadden gewaterskied
o.t.t.t.
  1. zal waterskiën
  2. zult waterskiën
  3. zal waterskiën
  4. zullen waterskiën
  5. zullen waterskiën
  6. zullen waterskiën
o.v.t.t.
  1. zou waterskiën
  2. zou waterskiën
  3. zou waterskiën
  4. zouden waterskiën
  5. zouden waterskiën
  6. zouden waterskiën
diversen
  1. waterski!
  2. waterskiet!
  3. gewaterskied
  4. waterskiënd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for waterskiën:

VerbRelated TranslationsOther Translations
water-ski waterskiën

Wiktionary Translations for waterskiën:

waterskiën
verb
  1. zich op waterski's achter een snelle boot laten voorttrekken