Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. weghouden:


Dutch

Detailed Translations for weghouden from Dutch to English

weghouden:

weghouden verb (houd weg, houdt weg, hield weg, hielden weg, weggehouden)

  1. weghouden
    to hold off; to keep away; to keep out; to keep off
    • hold off verb (holds off, held off, holding off)
    • keep away verb (keeps away, kept away, keeping away)
    • keep out verb (keeps out, kept out, keeping out)
    • keep off verb (keeps off, kept off, keeping off)

Conjugations for weghouden:

o.t.t.
  1. houd weg
  2. houdt weg
  3. houdt weg
  4. houden weg
  5. houden weg
  6. houden weg
o.v.t.
  1. hield weg
  2. hield weg
  3. hield weg
  4. hielden weg
  5. hielden weg
  6. hielden weg
v.t.t.
  1. heb weggehouden
  2. hebt weggehouden
  3. heeft weggehouden
  4. hebben weggehouden
  5. hebben weggehouden
  6. hebben weggehouden
v.v.t.
  1. had weggehouden
  2. had weggehouden
  3. had weggehouden
  4. hadden weggehouden
  5. hadden weggehouden
  6. hadden weggehouden
o.t.t.t.
  1. zal weghouden
  2. zult weghouden
  3. zal weghouden
  4. zullen weghouden
  5. zullen weghouden
  6. zullen weghouden
o.v.t.t.
  1. zou weghouden
  2. zou weghouden
  3. zou weghouden
  4. zouden weghouden
  5. zouden weghouden
  6. zouden weghouden
diversen
  1. houd weg!
  2. houdt weg!
  3. weggehouden
  4. weghoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weghouden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hold off weghouden afweren; verdedigen; verweren; weren
keep away weghouden afweren; verdedigen; verweren; weren
keep off weghouden afhouden; afkeren; afwenden; afweren; terughouden; verdedigen; verweren; weren
keep out weghouden afhouden; afweren; verdedigen; verweren; weren