Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. wieg:
  2. wiegen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wieg from Dutch to English

wieg:

wieg [de ~] nomen

  1. de wieg (slaapplaats voor baby's; kribbe)
    the cradle; the cot; the sleeping place for babies; the crib

Translation Matrix for wieg:

NounRelated TranslationsOther Translations
cot kribbe; slaapplaats voor baby's; wieg armoedige woning; hut; kot
cradle kribbe; slaapplaats voor baby's; wieg houder
crib kribbe; slaapplaats voor baby's; wieg kerststal; kerststalletje; krib
sleeping place for babies kribbe; slaapplaats voor baby's; wieg
VerbRelated TranslationsOther Translations
cradle heen en weer zwaaien; in de houder plaatsen; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen
crib afkijken; kopiëren; overschrijven; spieken

Related Words for "wieg":


Wiktionary Translations for wieg:

wieg
noun
  1. een bedje voor een pasgeboren zuigeling, vaak met een hemel van fijn gaas en soms met de mogelijkheid het kind zachtjes heen en weer te bewegen
wieg
noun
  1. a baby’s bed with high sides
  2. oscillating bed for a baby
  3. figuratively: place of origin
  4. figuratively: infancy, or very early life

Cross Translation:
FromToVia
wieg cradle Wiege — entweder mit zwei abgerundeten Kufen beziehungsweise Schaukelbrettern versehendes beziehungsweise in ein spezielles Gestell eingehängtes oder frei von der Decke hängendes kastenförmiges Bettchen für Säuglinge, mithilfe dessen der Säugling (in Längs- oder Querrichtung) gewiegt beziehungsweise geschaukelt werden kann
wieg cradle Wiege — übertr. zu [1]; Plural selten; geh.|: Ort, an dem etwas entsteht, sich entwickelt; Ort, von dem etwas ausgeht, entspringt
wieg cradle berceaupetit lit où l’on coucher les nourrissons et qui disposer pour que l’on puisse le balancer, le bercer, aisément.

wiegen:

wiegen verb (wieg, wiegt, wiegde, wiegden, gewiegd)

  1. wiegen (schommelen)
    to lull; craddle; to sway
    • lull verb (lulls, lulled, lulling)
    • craddle verb
    • sway verb (sways, swayed, swaying)
  2. wiegen (heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen)
    to cradle; to sway; to swing; to rock; to roll
    • cradle verb (cradles, cradled, cradling)
    • sway verb (sways, swayed, swaying)
    • swing verb (swings, swung, swinging)
    • rock verb (rocks, rocked, rocking)
    • roll verb (rolls, rolled, rolling)

Conjugations for wiegen:

o.t.t.
  1. wieg
  2. wiegt
  3. wiegt
  4. wiegen
  5. wiegen
  6. wiegen
o.v.t.
  1. wiegde
  2. wiegde
  3. wiegde
  4. wiegden
  5. wiegden
  6. wiegden
v.t.t.
  1. heb gewiegd
  2. hebt gewiegd
  3. heeft gewiegd
  4. hebben gewiegd
  5. hebben gewiegd
  6. hebben gewiegd
v.v.t.
  1. had gewiegd
  2. had gewiegd
  3. had gewiegd
  4. hadden gewiegd
  5. hadden gewiegd
  6. hadden gewiegd
o.t.t.t.
  1. zal wiegen
  2. zult wiegen
  3. zal wiegen
  4. zullen wiegen
  5. zullen wiegen
  6. zullen wiegen
o.v.t.t.
  1. zou wiegen
  2. zou wiegen
  3. zou wiegen
  4. zouden wiegen
  5. zouden wiegen
  6. zouden wiegen
diversen
  1. wieg!
  2. wiegt!
  3. gewiegd
  4. wiegend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wiegen:

NounRelated TranslationsOther Translations
cradle houder; kribbe; slaapplaats voor baby's; wieg
rock gesteente; kei; klip; rif; rock; rolsteen; rots; rotsblok; rotswand; scheer; steen; uitstekende rots
roll broodje; haspel; kadetje; kleine punt; klos; puntje; spoel; tonneau; werktuig om garen te winden; winder; winding
sway slingerende beweging; slingering; zwaai
swing schommel; slingerende beweging; slingering; zwaai
VerbRelated TranslationsOther Translations
craddle schommelen; wiegen
cradle heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen in de houder plaatsen
lull schommelen; wiegen
rock heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen heen en weer zwaaien; hobbelen; schuddend op en neer gaan; slingeren; stoten; zwaaien; zwenken
roll heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen deinen; draaien; golven; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; verrollen; wentelen
sway heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen waggelen; wankelen; wiegelen
swing heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen bengelen; draaien; heen en weer zwaaien; slingeren; wenden; zwaaien; zwenken

Related Words for "wiegen":


Wiktionary Translations for wiegen:

wiegen
verb
  1. zachtjes heen en weer bewegen, gewoonlijk om een zuigeling in slaap te brengen
wiegen
verb
  1. to rock (a baby to sleep)
  2. move vertically at surface of water
  3. move gently back and forth
  4. to sway back and forth

Cross Translation:
FromToVia
wiegen rock wiegen — jemanden oder etwas vorsichtig hin und her schaukeln
wiegen chop wiegen — Kräuter fein hacken (mit einem Wiegemesser)
wiegen lull; rock; cradle bercerbalancer dans un berceau.