Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. wijsmaken:


Dutch

Detailed Translations for wijsmaken from Dutch to English

wijsmaken:

wijsmaken verb (maak wijs, maakt wijs, maakte wijs, maakten wijs, wijs gemaakt)

  1. wijsmaken
    to deceive; to fool; to kid
    • deceive verb (deceives, deceived, deceiving)
    • fool verb (fools, fooled, fooling)
    • kid verb (kids, kidded, kidding)

Conjugations for wijsmaken:

o.t.t.
  1. maak wijs
  2. maakt wijs
  3. maakt wijs
  4. maken wijs
  5. maken wijs
  6. maken wijs
o.v.t.
  1. maakte wijs
  2. maakte wijs
  3. maakte wijs
  4. maakten wijs
  5. maakten wijs
  6. maakten wijs
v.t.t.
  1. heb wijs gemaakt
  2. hebt wijs gemaakt
  3. heeft wijs gemaakt
  4. hebben wijs gemaakt
  5. hebben wijs gemaakt
  6. hebben wijs gemaakt
v.v.t.
  1. had wijs gemaakt
  2. had wijs gemaakt
  3. had wijs gemaakt
  4. hadden wijs gemaakt
  5. hadden wijs gemaakt
  6. hadden wijs gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal wijsmaken
  2. zult wijsmaken
  3. zal wijsmaken
  4. zullen wijsmaken
  5. zullen wijsmaken
  6. zullen wijsmaken
o.v.t.t.
  1. zou wijsmaken
  2. zou wijsmaken
  3. zou wijsmaken
  4. zouden wijsmaken
  5. zouden wijsmaken
  6. zouden wijsmaken
diversen
  1. maak wijs!
  2. maakt wijs!
  3. wijs gemaakt
  4. wijsmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for wijsmaken:

NounRelated TranslationsOther Translations
fool achterlijke; dommerik; druiloor; dwaas; gek; geschifte; idioot; imbeciel; kalfskop; mallerd; malloot; minkukel; oen; onbenul; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; onnozele kerel; pias; rund; schaapskop; schapenkop; simpele ziel; stommeling; stommerd; stommerik; sufferd; sukkel; sul; uilenbal; uilskuiken; waanzinnige; zot; zottin; zwakzinnige
kid dreumes; geitje; hummel; joch; jochie; klein jongetje; klein kind; kleintje; peuter; uk; worm; wurm
VerbRelated TranslationsOther Translations
deceive wijsmaken afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; sjoemelen; zwendelen
fool wijsmaken afzetten; beet nemen; beetnemen; foppen; in de maling nemen; in het ootje nemen; te pakken nemen; voor de gek houden
kid wijsmaken gekheid maken; grappen maken