Dutch
Detailed Translations for woel from Dutch to English
woel form of woelen:
Conjugations for woelen:
o.t.t.
- woel
- woelt
- woelt
- woelen
- woelen
- woelen
o.v.t.
- woelde
- woelde
- woelde
- woelden
- woelden
- woelden
v.t.t.
- heb gewoeld
- hebt gewoeld
- heeft gewoeld
- hebben gewoeld
- hebben gewoeld
- hebben gewoeld
v.v.t.
- had gewoeld
- had gewoeld
- had gewoeld
- hadden gewoeld
- hadden gewoeld
- hadden gewoeld
o.t.t.t.
- zal woelen
- zult woelen
- zal woelen
- zullen woelen
- zullen woelen
- zullen woelen
o.v.t.t.
- zou woelen
- zou woelen
- zou woelen
- zouden woelen
- zouden woelen
- zouden woelen
diversen
- woel!
- woelt!
- gewoeld
- woelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for woelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
burrow | grot; hol; hol van een dier; leger; nest; schuilplaats; spelonk | |
churn | botervat; karn; karnton | |
drudge | huissloof; moeke; sloof | |
root | hoofdmap | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
burrow | woelen; wroeten; wurmen | doorwroeten; rondwroeten; snuffelen; wroetend onderzoeken |
churn | woelen; wroeten; wurmen | karnen; kolken; omroeren; roeren; wervelen; wielen |
drudge | woelen; wroeten; wurmen | afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen |
root | woelen; wroeten; wurmen | doorwroeten; graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; vastgroeien; wegkapen; wortel schieten; wortelen; wroetend onderzoeken |
rout | woelen; wroeten; wurmen | doorwroeten; graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; snaaien; wegkapen; wroetend onderzoeken |
turn about | woelen; wroeten; wurmen |