Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. woesteling:


Dutch

Detailed Translations for woesteling from Dutch to English

woesteling:

woesteling [de ~ (m)] nomen

  1. de woesteling
    the thug; the brute; the ruffian; the tough; the madman

Translation Matrix for woesteling:

NounRelated TranslationsOther Translations
brute woesteling barbaar; brutale kerel; bruut; onmens; wreedaard
madman woesteling achterlijke; debiel; despoot; dolleman; flapdrol; geesteszieke; gek; geschifte; idioot; imbeciel; krankzinnige; mafkees; mafketel; mafkikker; overheerser; razende; tiran; waanzinnige; zot; zwakzinnige
ruffian woesteling
thug woesteling
tough woesteling
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
tough bezwaarlijk; bokkig; doortastend; drastisch; dwars; ferm; flink; koppig; krachtdadig; krachtig; lastig; met bezwaren; moeilijk; niet makkelijk; ongemakkelijk; pezig; sterk; stijfhoofdig; stijfjes; stoer; weerbarstig; weerspannig; zenig; zwaar

Related Words for "woesteling":

  • woestelingen

External Machine Translations: