Dutch
Detailed Translations for zadelden from Dutch to English
zadelen:
-
zadelen
Conjugations for zadelen:
o.t.t.
- zadel
- zadelt
- zadelt
- zadelen
- zadelen
- zadelen
o.v.t.
- zadelde
- zadelde
- zadelde
- zadelden
- zadelden
- zadelden
v.t.t.
- heb gezadeld
- hebt gezadeld
- heeft gezadeld
- hebben gezadeld
- hebben gezadeld
- hebben gezadeld
v.v.t.
- had gezadeld
- had gezadeld
- had gezadeld
- hadden gezadeld
- hadden gezadeld
- hadden gezadeld
o.t.t.t.
- zal zadelen
- zult zadelen
- zal zadelen
- zullen zadelen
- zullen zadelen
- zullen zadelen
o.v.t.t.
- zou zadelen
- zou zadelen
- zou zadelen
- zouden zadelen
- zouden zadelen
- zouden zadelen
diversen
- zadel!
- zadelt!
- gezadeld
- zadelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for zadelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
saddle | zadel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
saddle | zadelen |
Related Words for "zadelen":
Wiktionary Translations for zadelen:
External Machine Translations: