Summary
Dutch to English: more detail...
- zeggenschap:
-
Wiktionary:
- zeggenschap → say
- zeggenschap → authority, ascendancy, ascendance
Dutch
Detailed Translations for zeggenschap from Dutch to English
zeggenschap:
-
de zeggenschap (beheer; toezicht; controle; bewaking; hoede; zorg; bescherming)
the supervision; the control; the surveillance; the administration; the management; the guardianship -
de zeggenschap (voogdij)
-
de zeggenschap (voogdij)
Translation Matrix for zeggenschap:
Wiktionary Translations for zeggenschap:
zeggenschap
Cross Translation:
noun
-
het recht om over iets te beslissen
- zeggenschap → say
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• zeggenschap | → authority; ascendancy; ascendance | ↔ autorité — pouvoir ou droit de commander, d’obliger quelqu’un à quelque chose. |