Dutch
Detailed Translations for banjeren from Dutch to Spanish
banjeren:
-
banjeren
Translation Matrix for banjeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
callejear | banjeren | drentelen; flaneren; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; slungelen; wandelen |
ir a pie | banjeren | beroeren; bewegen; in beweging brengen; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen |
pasear | banjeren | kuieren; lopen; omzwerven; ronddarren; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondwaren; rondzwalken; slenteren; wandelen; zwerven |
pasear lentamente | banjeren | drentelen; flaneren; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen |
pasearse | banjeren | flaneren; kuieren; lopen; rondslenteren; slenteren; wandelen |
trajinar | banjeren | aanpoten; afbeulen; afjakkeren; afsloven; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen |
Related Words for "banjeren":
banjer:
-
de banjer
Translation Matrix for banjer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
chuleta | banjer | haaskarbonade; karbonade; kotelet; tochtlatje; tochtstrip |
currutaco | banjer |
Related Words for "banjer":
External Machine Translations: