Noun | Related Translations | Other Translations |
atrevido
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
brutaal joch; waaghals
|
atrevimiento
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
driestheid; kloekheid; koenheid; onbesuisdheid; onverschrokkenheid; overmoed; roekeloosheid; stoutmoedigheid; vermetelheid; waaghalzerij
|
audacia
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bravourstuk; dapperheid; driestheid; durf; gewaagdheid; kloekheid; koenheid; lef; moed; onbesuisdheid; onversaagdheid; onverschrokkenheid; overmoed; roekeloosheid; stoutmoedigheid; vermetelheid; waaghalzerij
|
baladronada
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bluf
|
bravata
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bluf
|
bravura
|
bravoure; gebluf; grootspraak
|
manhaftigheid
|
chirrido
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bluf; gekrab; gekras; gepiep; geschetter; getjilp; getrompetter; krassen
|
estridencia
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bluf; geschetter; getrompetter; schelheid
|
exageraciones
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
|
fanfarria
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
blaaskapel; bluf; fanfare; fanfarekorps; geschetter; getrompetter; harmonie; kapel; muziekkorps
|
fanfarronada
|
branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bluf
|
fanfarronadas
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bluf
|
fanfarronería
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
aanstellerij; bluf; toneel
|
fastuosidad
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
gepraal; glans; luister; praal; praalzucht; pracht; pronk
|
jactancia
|
branie; bravoure; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bluf
|
majaderías
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
achterklap; bluf; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; roddel; roddelpraat; roddels
|
ostentación
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
gepraal; glans; luister; praal; praalzucht; pracht; pronk
|
pompa
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
gepraal; glans; luister; praal; praalzucht; pracht; processie; pronk; staatsie; stoet; uiterlijk vertoon
|
presunción
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
aanname; aannemen; bombast; eigendunk; eigenwaan; gewichtigdoenerij; gewichtigheid; gezwollenheid; hoogdravendheid; hoogmoedigheid; hovaardigheid; ijdelheid; ijdeltuiterij; pompeusheid; postulaat; stelling; these; thesis; trots; vermoeden; veronderstelling; voorgevoel; vooronderstellen; vooronderstelling; wuftheid; zelfbehagen
|
temeraridad
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
|
vanagloria
|
branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; snoeverij
|
bluf
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
atrevido
|
|
brutaal; dapper; doldriest; gedurfd; gewaagd; halsbrekend; heldhaftig; heroïsch; kloek; lichtzinnig; loszinnig; moedig; niet beschroomd; onberaden; onbeschroomd; onbesuisd; ondoordacht; onnadenkend; onversaagd; onverschrokken; overmoedig; pikant; roekeloos; stout; stoutmoedig; vermetel; vlegelachtig; vrijmoedig; vrijpostig; waaghalzig; zonder vrees
|