Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. stuk gaan:


Dutch

Detailed Translations for stuk gaan from Dutch to Spanish

stuk gaan:

stuk gaan verb

  1. stuk gaan (breken; sneuvelen; kapot gaan)

Translation Matrix for stuk gaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
extinguirse uitsterven
quebrar knakken
romper afbraak; inscheuren; kapotmaken; knakken; sloop; verscheuring
VerbRelated TranslationsOther Translations
caer breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan afleggen; afzien van rechtsvervolging; bezwijken; buitelen; doodgaan; duikelen; heengaan; het onderspit delven; inslapen; kelderen; omkomen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; seponeren; sneuvelen; sodemieteren; sterven; strijd verliezen; ten onder gaan; ten val komen; tenondergaan; vallen; vergaan; wegvallen; zakken
doblar breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan buigen; doen buigen; dubbel vouwen; dubbelvouwen; dubben; krom buigen; krommen; nasynchroniseren; neerslaan; ombuigen; omknikken; omslaan; omvouwen; onderuithalen; opvouwen; plooien; samenvouwen; ten dele vouwen; toevouwen; verbuigen; vloeren; vouwen; welven
extinguirse breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan afsluiten; afsterven; bedaren; beëindigen; doodgaan; doven; een einde maken aan; eindigen; kalmeren; kapotgaan; omkomen; ophouden; overlijden; smoren; sterven; stoppen; sussen; tot kalmte manen; uitblussen; uitdoven; uitsterven
fracturar breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; barsten; breken; kapotgaan; kapotmaken; losspringen; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; openspringen; stukbreken; stukgaan
morir breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan afleggen; besterven; besterven van angst; bezwijken; doodgaan; heengaan; het onderspit delven; in de oorlog omkomen; inslapen; kapotgaan; omkomen; ondergaan; ontslapen; ophouden te bestaan; overlijden; sneuvelen; sterven; te gronde gaan; ten ondergaan; tenondergaan; uitsterven; vallen; verscheiden; wegvallen
quebrar breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; afbreken; barsten; begeven; beëindigen; breken; flippen; forceren; in stukken breken; ingooien; kapotbreken; kapotgaan; knakken; losspringen; met opzet kapotmaken; onklaar raken; ontbinden; openspringen; opheffen; stukbreken; stukgaan; stukmaken; verbreken; verbrijzelen
refractar breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan barsten; begeven; flippen; kapotgaan; kapotmaken; knakken; losspringen; moeren; mollen; onklaar raken; openspringen; stukgaan
romper breken; kapot gaan; sneuvelen; stuk gaan aan stukken breken; afbreken; barsten; beëindigen; binnenbreken; breken; fijnmaken; forceren; in stukken breken; ingooien; inhakken; inhouwen; kapot maken; kapot scheuren; kapotbreken; kapotgaan; kapotgooien; kapotmaken; knappen; losrukken; losscheuren; losspringen; lostrekken; met opzet kapotmaken; moeren; mollen; onklaar raken; ontbinden; openspringen; opheffen; platdrukken; ruineren; slechten; slopen; stukbreken; stukgaan; stukgooien; stukmaken; verbreken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; vernielen; vernietigen; verpletteren; verscheuren; verwoesten

Related Translations for stuk gaan