Dutch
Detailed Translations for bijspijkeren from Dutch to Spanish
bijspijkeren:
Conjugations for bijspijkeren:
o.t.t.
- spijker bij
- spijkert bij
- spijkert bij
- spijkeren bij
- spijkeren bij
- spijkeren bij
o.v.t.
- spijkerde bij
- spijkerde bij
- spijkerde bij
- spijkerden bij
- spijkerden bij
- spijkerden bij
v.t.t.
- heb bijgespijkerd
- hebt bijgespijkerd
- heeft bijgespijkerd
- hebben bijgespijkerd
- hebben bijgespijkerd
- hebben bijgespijkerd
v.v.t.
- had bijgespijkerd
- had bijgespijkerd
- had bijgespijkerd
- hadden bijgespijkerd
- hadden bijgespijkerd
- hadden bijgespijkerd
o.t.t.t.
- zal bijspijkeren
- zult bijspijkeren
- zal bijspijkeren
- zullen bijspijkeren
- zullen bijspijkeren
- zullen bijspijkeren
o.v.t.t.
- zou bijspijkeren
- zou bijspijkeren
- zou bijspijkeren
- zouden bijspijkeren
- zouden bijspijkeren
- zouden bijspijkeren
diversen
- spijker bij!
- spijkert bij!
- bijgespijkerd
- bijspijkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bijspijkeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
compensar | bijspijkeren; goedmaken; inhalen | belonen; betalen; bezoldigen; compenseren; goedmaken; honoreren; opwegen; salariëren; vergoeden; verrekenen |
dar alcance a | bijspijkeren; goedmaken; inhalen | |
recuperar | bijspijkeren; goedmaken; inhalen | aanvragen; bekomen; heroveren; herstellen; herwinnen; inhalen; inlopen; ophalen; opkrabbelen; opvragen; terugwinnen; verzoeken; vragen; zich hervinden |
Wiktionary Translations for bijspijkeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bijspijkeren | → desempolvar | ↔ brush up — to improve a rusty or underdeveloped skill |