Summary
Dutch
Detailed Translations for geglazuurd from Dutch to Spanish
geglazuurd:
-
geglazuurd (geglaceerd)
Translation Matrix for geglazuurd:
Noun | Related Translations | Other Translations |
almibarado | stroperigheid | |
glaseado | glazuur; glazuurwerk; mattering; verglaassel | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
almibarado | geglaceerd; geglazuurd | dik vloeibaar; geglaceerd; geglansd; stroopachtig; stroperig; suikerzoet; taai-vloeibaar; viskeus |
glaseado | geglaceerd; geglazuurd | geglaceerd; geglansd |
geglazuurd form of glazuren:
-
glazuren (verglazen; met glazuur bedekken)
Conjugations for glazuren:
o.t.t.
- glazuur
- glazuurt
- glazuurt
- glazuren
- glazuren
- glazuren
o.v.t.
- glazuurde
- glazuurde
- glazuurde
- glazuurden
- glazuurden
- glazuurden
v.t.t.
- heb geglazuurd
- hebt geglazuurd
- heeft geglazuurd
- hebben geglazuurd
- hebben geglazuurd
- hebben geglazuurd
v.v.t.
- had geglazuurd
- had geglazuurd
- had geglazuurd
- hadden geglazuurd
- hadden geglazuurd
- hadden geglazuurd
o.t.t.t.
- zal glazuren
- zult glazuren
- zal glazuren
- zullen glazuren
- zullen glazuren
- zullen glazuren
o.v.t.t.
- zou glazuren
- zou glazuren
- zou glazuren
- zouden glazuren
- zouden glazuren
- zouden glazuren
en verder
- is geglazuurd
- zijn geglazuurd
diversen
- glazuur!
- glazuurt!
- geglazuurd
- glazurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for glazuren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
almibarar | glazuren; met glazuur bedekken; verglazen | glaceren |
esmaltar | glazuren; met glazuur bedekken; verglazen | emailleren; moffelen |
glasear | glazuren; met glazuur bedekken; verglazen | glaceren |