Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- geschonden:
- schenden:
-
Wiktionary:
- schenden → funestar, quebrantar, profanar, violar, quebrar, romper, estropear, echar a perder
Dutch
Detailed Translations for geschonden from Dutch to Spanish
geschonden:
-
geschonden (gehavend)
Translation Matrix for geschonden:
Adjective | Related Translations | Other Translations |
dañado | gehavend; geschonden | aangeslagen; beschadigd; gebarsten; gehavend; gescheurd; gewond; kapot; mottig; stuk; verscheurd |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
desfigurado | gehavend; geschonden | |
estropeado | gehavend; geschonden | aan flarden; aan stukken; aangeslagen; buiten gebruik; defect; gebroken; gehavend; geruineerd; gewond; kapot; mottig; naar de knoppen; onklaar; stuk; uitgeleefd; verscheurd; verziekt |
geschonden form of schenden:
-
schenden (ontheiligen; ontwijden)
Conjugations for schenden:
o.t.t.
- schend
- schendt
- schendt
- schenden
- schenden
- schenden
o.v.t.
- schond
- schond
- schond
- schonden
- schonden
- schonden
v.t.t.
- heb geschonden
- hebt geschonden
- heeft geschonden
- hebben geschonden
- hebben geschonden
- hebben geschonden
v.v.t.
- had geschonden
- had geschonden
- had geschonden
- hadden geschonden
- hadden geschonden
- hadden geschonden
o.t.t.t.
- zal schenden
- zult schenden
- zal schenden
- zullen schenden
- zullen schenden
- zullen schenden
o.v.t.t.
- zou schenden
- zou schenden
- zou schenden
- zouden schenden
- zouden schenden
- zouden schenden
en verder
- ben geschonden
- bent geschonden
- is geschonden
- zijn geschonden
- zijn geschonden
- zijn geschonden
diversen
- schend!
- schendt!
- geschonden
- schendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for schenden:
Noun | Related Translations | Other Translations |
violar | aanranden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
deshonrar | ontheiligen; ontwijden; schenden | onteren; ontwijden |
profanar | ontheiligen; ontwijden; schenden | |
violar | ontheiligen; ontwijden; schenden | aanranden; geweld gebruiken; inbreuk maken; misbruiken; onteren; ontwijden; overtreden; verkrachten; zich aan iemand vergrijpen |
Wiktionary Translations for schenden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schenden | → funestar; quebrantar; profanar | ↔ entweihen — geweihte oder geheiligte Dinge schänden, entehren |
• schenden | → violar | ↔ violate — to break or fail to act by rules |
• schenden | → quebrar; romper; quebrantar | ↔ briser — rompre, mettre en pièces. |
• schenden | → estropear; echar a perder | ↔ détériorer — mettre en mauvais état. |
• schenden | → violar | ↔ violer — Enfreindre, porter atteinte à, attenter à |