Dutch
Detailed Translations for klonteren from Dutch to Spanish
klonteren:
-
klonteren
Conjugations for klonteren:
o.t.t.
- klonter
- klontert
- klontert
- klonteren
- klonteren
- klonteren
o.v.t.
- klonterde
- klonterde
- klonterde
- klonterden
- klonterden
- klonterden
v.t.t.
- heb geklonterd
- hebt geklonterd
- heeft geklonterd
- hebben geklonterd
- hebben geklonterd
- hebben geklonterd
v.v.t.
- had geklonterd
- had geklonterd
- had geklonterd
- hadden geklonterd
- hadden geklonterd
- hadden geklonterd
o.t.t.t.
- zal klonteren
- zult klonteren
- zal klonteren
- zullen klonteren
- zullen klonteren
- zullen klonteren
o.v.t.t.
- zou klonteren
- zou klonteren
- zou klonteren
- zouden klonteren
- zouden klonteren
- zouden klonteren
en verder
- is geklonterd
diversen
- klonter!
- klontert!
- geklonterd
- klonterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klonteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
coagularse | klonteren | kazen; koeken |
cuajarse | klonteren | kazen; opstijven; stijf worden; stremmen |
Related Words for "klonteren":
Wiktionary Translations for klonteren:
klonteren
Cross Translation:
verb
-
klonten vormen
- klonteren → abodocarse; aborujarse; aborujar; aburujar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klonteren | → coagularse | ↔ clot — to form into a clot |
klonter:
Translation Matrix for klonter:
Related Words for "klonter":
External Machine Translations: