Summary


Dutch

Detailed Translations for krak from Dutch to Spanish

krak:

krak [de ~ (m)] nomen

  1. de krak (barst; breuk; scheur)
    la grieta; la fracción; la rotura; la ruptura; la quebradura; la raja; la hendidura

Translation Matrix for krak:

NounRelated TranslationsOther Translations
fracción barst; breuk; krak; scheur afdeling; breuk; breukgetal; deel; departement; detachement; fractie; gedeelte; interruptie; machtsblok; onderbreking; part; sectie; stuk; tak; verbreking
grieta barst; breuk; krak; scheur gleuf; kier; kiertje; kloof; opening; rotsspelonk; rotsspleet; sleuf; spleet; tussenruimte; uitsparing
hendidura barst; breuk; krak; scheur bergkloof; bergspleet; buurtschap; gat; gehucht; geul; gleuf; groef; groeve; insnijding; kloof; langwerpige uitholling; opening; rotskloof; rotsspleet; sleuf; spleet; split; spouw; tussenruimte; uitsparing; vaargeul
quebradura barst; breuk; krak; scheur deel; fractie; gedeelte; inkeping; inkerving; keep; kerf; knak; knik; part; stuk
raja barst; breuk; krak; scheur geul; gleuf; groef; groeve; langwerpige uitholling; opening; sleuf; vaargeul
rotura barst; breuk; krak; scheur breuk; deel; fractie; fractuur; gedeelte; interruptie; knak; knik; onderbreking; openscheuring; part; stuk; verbreking
ruptura barst; breuk; krak; scheur breken; breuk; deel; dijkbreuk; doorbraak; doorbreken; doorbreking; fractie; gedeelte; interruptie; onderbreking; openscheuring; part; ruptuur; scheuring; stuk; verbreking

Related Words for "krak":