Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. kwijtraken:


Dutch

Detailed Translations for kwijtraken from Dutch to Spanish

kwijtraken:

kwijtraken verb (raak kwijt, raakt kwijt, raakte kwijt, raakten kwijt, kwijt geraakt)

  1. kwijtraken (verloren gaan; verliezen; wegraken; erbij inschieten)

Conjugations for kwijtraken:

o.t.t.
  1. raak kwijt
  2. raakt kwijt
  3. raakt kwijt
  4. raken kwijt
  5. raken kwijt
  6. raken kwijt
o.v.t.
  1. raakte kwijt
  2. raakte kwijt
  3. raakte kwijt
  4. raakten kwijt
  5. raakten kwijt
  6. raakten kwijt
v.t.t.
  1. ben kwijt geraakt
  2. bent kwijt geraakt
  3. is kwijt geraakt
  4. zijn kwijt geraakt
  5. zijn kwijt geraakt
  6. zijn kwijt geraakt
v.v.t.
  1. was kwijt geraakt
  2. was kwijt geraakt
  3. was kwijt geraakt
  4. waren kwijt geraakt
  5. waren kwijt geraakt
  6. waren kwijt geraakt
o.t.t.t.
  1. zal kwijtraken
  2. zult kwijtraken
  3. zal kwijtraken
  4. zullen kwijtraken
  5. zullen kwijtraken
  6. zullen kwijtraken
o.v.t.t.
  1. zou kwijtraken
  2. zou kwijtraken
  3. zou kwijtraken
  4. zouden kwijtraken
  5. zouden kwijtraken
  6. zouden kwijtraken
diversen
  1. raak kwijt!
  2. raakt kwijt!
  3. kwijt geraakt
  4. kwijtrakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kwijtraken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
perder erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken kwijt raken; verbeuren; verliezen
perderse erbij inschieten; kwijtraken; verliezen; verloren gaan; wegraken afgaan; de weg kwijtraken; falen; floppen; iets mislopen; in de puree lopen; kwijt raken; misgaan; mislopen; mislukken; missen; stranden; teloorgaan; verdwalen; verkeerd gaan; verkeerd lopen; verliezen; verloren gaan; zoek raken; zoekraken

Related Translations for kwijtraken