Noun | Related Translations | Other Translations |
regular
|
|
afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
regular
|
|
afdoen; afhandelen; afstellen; afstemmen; beslechten; bijstellen; regelen; reguleren; twist uit de weg ruimen; zich voegen
|
Modifier | Related Translations | Other Translations |
austero
|
eenvoudig; matig; sober
|
houterig; ingetogen; onbuigzaam; onverzettelijk; scherp; star; stemmig; stemmingsvol; stijf; stijfkoppig; stijve; strak; stram; stroef; stug; taai; verstard; vlijmend; vlijmscherp
|
mediano
|
matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
|
doorsnee; gemiddeld; medium; middelbaar; middelgroot; middelmatig; modaal
|
mediocre
|
matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
|
alledaagse; doorsnee; dun; geen vet op de botten hebbende; gemiddeld; iel; mager; medium; middelmatig; middelmatige; modaal; schraal; schriel
|
mezquino
|
matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
|
armzalig; bedriegelijk; bekrompen; benepen; gefingeerd; gemeen; karig; kleinburgerlijk; kleingeestig; kleinhartig; kleinzielig; kneuterig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; mager; nagemaakt; onecht; onedel; onedelmoedig; onwaar; pover; schamel; schraal; vals
|
moderado
|
eenvoudig; matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; sober; zwak; zwakjes
|
gematigd; getemperd; moderaat
|
modesto
|
eenvoudig; matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; sober; zwak; zwakjes
|
alledaags; bescheiden; discreet; discrete; dunnetjes; eenvoudig; gering; gewoon; ingetogen; kies; magertjes; natuurlijk; nederig; niet hoogmoedig; niet voornaam; nietig; niets bijzonders; onaanzienlijk; onbetekenend; ongekunsteld; ordinair; schraal; schraaltjes; sobertjes; van eenvoudige komaf
|
módico
|
matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
|
gemeen; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; onedel
|
parco
|
eenvoudig; matig; sober
|
dun; economisch; geen vet op de botten hebbende; iel; luttel; mager; schraal; schriel; spaarzaam; weinig; zuinig; zuinigjes
|
pasable
|
matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
|
|
regular
|
matig; middelmatig; min; niet al te best; onbeduidend; zwak; zwakjes
|
dikwijls; doorsnee; fatsoenlijk; frequent; gemiddeld; geregeld; goed geordend; medium; meermaals; menigmaal; met regelmaat; met vast ritme; methodisch; middelmatig; modaal; netjes; op vaste tijden; ordentelijk; planmatig; regelmatig; regulier; stelselmatig; systematisch; vaak; veelvuldig; welgeordend
|