Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- pendelen:
-
Wiktionary:
- pendelen → pendular, viajar al trabajo, viajar del trabajo
Dutch
Detailed Translations for pendelt from Dutch to Spanish
pendelen:
-
pendelen (reizen tussen)
Conjugations for pendelen:
o.t.t.
- pendel
- pendelt
- pendelt
- pendelen
- pendelen
- pendelen
o.v.t.
- pendelde
- pendelde
- pendelde
- pendelden
- pendelden
- pendelden
v.t.t.
- ben gependeld
- bent gependeld
- is gependeld
- zijn gependeld
- zijn gependeld
- zijn gependeld
v.v.t.
- was gependeld
- was gependeld
- was gependeld
- waren gependeld
- waren gependeld
- waren gependeld
o.t.t.t.
- zal pendelen
- zult pendelen
- zal pendelen
- zullen pendelen
- zullen pendelen
- zullen pendelen
o.v.t.t.
- zou pendelen
- zou pendelen
- zou pendelen
- zouden pendelen
- zouden pendelen
- zouden pendelen
en verder
- heb gependeld
- hebt gependeld
- heeft gependeld
- hebben gependeld
- hebben gependeld
- hebben gependeld
diversen
- pendel!
- pendelt!
- gependeld
- pendelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for pendelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ir y venir | pendelen; reizen tussen | |
viajar entre | pendelen; reizen tussen |
Wiktionary Translations for pendelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• pendelen | → pendular; viajar al trabajo; viajar del trabajo | ↔ commute — to regularly travel |
External Machine Translations: