Dutch
Detailed Translations for revalueren from Dutch to Spanish
revalueren:
-
revalueren (herwaarderen; hertaxeren)
Conjugations for revalueren:
o.t.t.
- revalueer
- revalueert
- revalueert
- revalueren
- revalueren
- revalueren
o.v.t.
- revalueerde
- revalueerde
- revalueerde
- revalueerden
- revalueerden
- revalueerden
v.t.t.
- heb gerevalueerd
- hebt gerevalueerd
- heeft gerevalueerd
- hebben gerevalueerd
- hebben gerevalueerd
- hebben gerevalueerd
v.v.t.
- had gerevalueerd
- had gerevalueerd
- had gerevalueerd
- hadden gerevalueerd
- hadden gerevalueerd
- hadden gerevalueerd
o.t.t.t.
- zal revalueren
- zult revalueren
- zal revalueren
- zullen revalueren
- zullen revalueren
- zullen revalueren
o.v.t.t.
- zou revalueren
- zou revalueren
- zou revalueren
- zouden revalueren
- zouden revalueren
- zouden revalueren
en verder
- is gerevalueerd
- zijn gerevalueerd
diversen
- revalueer!
- revalueert!
- gerevalueerd
- revaluerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for revalueren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
revalorizar | hertaxeren; herwaarderen; revalueren | in waarde verhogen; opwaarderen |
revaluar | hertaxeren; herwaarderen; revalueren | |
volver a tasar | hertaxeren; herwaarderen; revalueren |