Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- staak:
- staken:
-
Wiktionary:
- staak → estaca, pilote
- staken → parar, hacer la huelga, estar en huelga, ponerse en huelga, acabar, terminar
Dutch
Detailed Translations for staak from Dutch to Spanish
staak:
-
de staak
Translation Matrix for staak:
Noun | Related Translations | Other Translations |
palo | staak | hout; mast; paal; stokslag |
poste | staak | doelpaal; pijler |
vara | staak | dissel; disselboom; pijlen; schachten; stelen; vioolstok; vioolstrijkstok |
staken:
-
staken (ermee uitscheiden; ophouden; stoppen; opgeven; uitscheiden)
parar; terminar; abandonar; suspender; renunciar a; empatar; prescendir de; excretar-
parar verb
-
terminar verb
-
abandonar verb
-
suspender verb
-
renunciar a verb
-
empatar verb
-
prescendir de verb
-
excretar verb
-
-
staken (in staking gaan)
-
staken (het werk neerleggen als protest; werkonderbreken)
-
staken (in staking zijn)
Conjugations for staken:
o.t.t.
- staak
- staakt
- staakt
- staken
- staken
- staken
o.v.t.
- staakte
- staakte
- staakte
- staakten
- staakten
- staakten
v.t.t.
- heb gestaakt
- hebt gestaakt
- heeft gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
- hebben gestaakt
v.v.t.
- had gestaakt
- had gestaakt
- had gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
- hadden gestaakt
o.t.t.t.
- zal staken
- zult staken
- zal staken
- zullen staken
- zullen staken
- zullen staken
o.v.t.t.
- zou staken
- zou staken
- zou staken
- zouden staken
- zouden staken
- zouden staken
en verder
- ben gestaakt
- bent gestaakt
- is gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
- zijn gestaakt
diversen
- staak!
- staakt!
- gestaakt
- stakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het staken (staking; gestaak; werkonderbreking)
-
het staken (eindigen; ophouden; uitscheiden; kappen; afhaken)
Translation Matrix for staken:
Wiktionary Translations for staken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• staken | → parar; hacer la huelga | ↔ strike — to stop working to achieve better working conditions |
• staken | → estar en huelga; ponerse en huelga | ↔ streiken — einen Streik durchführen, die Arbeit niederlegen |
• staken | → acabar; terminar | ↔ terminer — borner, limiter. |
External Machine Translations: