Dutch

Detailed Translations for stapel from Dutch to Spanish

stapel:

stapel [de ~ (m)] nomen

  1. de stapel (opeenhoping; accumulatie; ophoping; hoop; opeenstapeling)
    el trastos; la acumulación; la colección; la masa; el desbarajuste; el acumulamiento
  2. de stapel (hoop; opeenstapeling; opstapeling)
    la cartera; la masa; la agrupación; el grupo; la acumulación; la colección; el cúmulo; el acumulamiento
  3. de stapel
    la baraja
  4. de stapel
    la pila

Translation Matrix for stapel:

NounRelated TranslationsOther Translations
acumulación accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel accumulatie; bende; berg; cumulatie; cumuleren; groep; hoop; massa; opaarden; opeenhopen; opeenhoping; ophopen; ophoping; opstapelen; opstopping; samenscholing; samenvoeging; selectie; sortering; stapelen; stel; troep; verhogen; verstopping; verzameling
acumulamiento accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel
agrupación hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel accumulatie; ambachtsgilde; bende; bond; broederschap; bundel; club; coöperatie; factie; genootschap; gezelschap; gilde; groep; groepering; hoop; orde; organisatie; samenscholing; samenwerkingsverband; societiet; sociëteit; soos; troep; unie; vakgenootschap; vereniging
baraja stapel gespeel; kaartspel; kinderspel; spel
cartera hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel aktenmap; aktetas; beurs; billfold; boekentas; knip; portefeuille; portemonnaie; portemonnee; portfolio; schooltas; tas
colección accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel accumulatie; allegaartje; assortiment; bundel; collectie; compilatie; gedichtenverzameling; groep van twee of meer; keur; keuze; koppel; massa; mengelmoes; opeenhoping; ophoping; samenraapsel; schifting; selectie; sortering; sortiment; span; stel; verzameling
cúmulo hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel berg; hoop; hoopje; kluit; stapeltje; stapelwolk
desbarajuste accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel allegaartje; gezichtsmasker; mengelmoes; samenraapsel; smeerboel; soepzootje; wanorde; wanordelijkheid; zooitje
grupo hoop; opeenstapeling; opstapeling; stapel aantal personen bijeen; accumulatie; allegaartje; ambachtsgilde; bende; bond; club; cluster; distributiegroep; distributielijst; drom; factie; gezelschap; gilde; groep; groep van twee of meer; groepering; hoop; horde; koppel; kudde; massa; mengelmoes; meute; opeenhoping; ophoping; orde; organisatie; pool; puinhoop; puinzooi; rommel; rotzooi; samenraapsel; samenscholing; schaar; schare; selectie; societiet; sociëteit; soos; sortering; span; stel; troep; unie; vakgenootschap; vereniging; verzameling; volksgroepering; zooi; zootje; zuil
masa accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; stapel aardig wat; achterbuurtvolk; allegaartje; berg; beslag; deeg; drom; hoop; horde; klootjesvolk; kluit; knoedels; kudde; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; noedels; oploopje; pasta; samenkomst; samenraapsel; schaar; schare; toeloop; troep; volksmenigte
pila stapel aanrecht; accu; accumulator; bak; barrel; batterij; berg; emmer; fust; gootsteen; grote hoeveelheid; hoop; hoopje; kuip; massa; overvloed; pijler; pot; spoelbak; stack; stapeltje; teil; ton; vat
trastos accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel bocht; junk; prullaria; rommel; slechte drank

Related Words for "stapel":


Wiktionary Translations for stapel:

stapel
noun
  1. een gestructureerde hoop spullen
  2. een houten stokje ingeklemd tussen het boven- en onderblad van de klankkast van een snaarinstrument

Cross Translation:
FromToVia
stapel montón pile — heap
stapel pila stack — a pile of identical objects
stapel aberrante; alienado; anormal aberrant — Qui diffère de la normale.
stapel masa; acervo; montón; cúmulo; pila masseamas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.

stapel form of stapelen:

stapelen verb (stapel, stapelt, stapelde, stapelden, gestapeld)

  1. stapelen (op elkaar stapelen; opstapelen; opeenhopen; op elkaar zetten)

Conjugations for stapelen:

o.t.t.
  1. stapel
  2. stapelt
  3. stapelt
  4. stapelen
  5. stapelen
  6. stapelen
o.v.t.
  1. stapelde
  2. stapelde
  3. stapelde
  4. stapelden
  5. stapelden
  6. stapelden
v.t.t.
  1. heb gestapeld
  2. hebt gestapeld
  3. heeft gestapeld
  4. hebben gestapeld
  5. hebben gestapeld
  6. hebben gestapeld
v.v.t.
  1. had gestapeld
  2. had gestapeld
  3. had gestapeld
  4. hadden gestapeld
  5. hadden gestapeld
  6. hadden gestapeld
o.t.t.t.
  1. zal stapelen
  2. zult stapelen
  3. zal stapelen
  4. zullen stapelen
  5. zullen stapelen
  6. zullen stapelen
o.v.t.t.
  1. zou stapelen
  2. zou stapelen
  3. zou stapelen
  4. zouden stapelen
  5. zouden stapelen
  6. zouden stapelen
en verder
  1. ben gestapeld
  2. bent gestapeld
  3. is gestapeld
  4. zijn gestapeld
  5. zijn gestapeld
  6. zijn gestapeld
diversen
  1. stapel!
  2. stapelt!
  3. gestapeld
  4. stapelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stapelen [znw.] nomen

  1. stapelen (ophopen)
    el aumento; la acumulación

Translation Matrix for stapelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
acumulación ophopen; stapelen accumulatie; bende; berg; cumulatie; cumuleren; groep; hoop; massa; opaarden; opeenhopen; opeenhoping; opeenstapeling; ophopen; ophoping; opstapelen; opstapeling; opstopping; samenscholing; samenvoeging; selectie; sortering; stapel; stel; troep; verhogen; verstopping; verzameling
aumento ophopen; stapelen aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; bijbetaling; cumuleren; expansie; gezwel; groei; groter worden; klimmen; knobbel; omhoogkomen; opaarden; opeenhopen; ophopen; opstapelen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; tumor; uitbreiding; uitvergroting; uitzetting; vergroting; verhogen; verhogen van de waarde; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
VerbRelated TranslationsOther Translations
acumular op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen aangroeien; accumuleren; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; hopen; op bankrekening zetten; opeenhopen; oppotten; samenpakken; samenrapen; sparen; vergaren; vermenigvuldigen; verzamelen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
acumularse op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen aangroeien; accumuleren; cumuleren; hopen; opeenhopen; ophopen; opkroppen; opstapelen; vermenigvuldigen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
amontonar op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen accumuleren; hopen; opeenhopen
apilar op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen accumuleren; hopen; opeenhopen; zich ophopen; zich opstapelen
OtherRelated TranslationsOther Translations
aumento sprong; stijging

Related Words for "stapelen":


Wiktionary Translations for stapelen:


Cross Translation:
FromToVia
stapelen acumular; arrumar; apilar pile up — to form a pile etc.
stapelen apilar stack — To place objects or material in the form of a stack
stapelen acopiar; acumular; amontonar; apiñar; reunir entassermettre en tas.
stapelen recoger ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
stapelen coleccionar; acumular; reunir; juntar rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.