Dutch
Detailed Translations for suspendeer from Dutch to Spanish
suspenderen:
-
suspenderen (schorsen)
Conjugations for suspenderen:
o.t.t.
- suspendeer
- suspendeert
- suspendeert
- suspenderen
- suspenderen
- suspenderen
o.v.t.
- suspendeerde
- suspendeerde
- suspendeerde
- suspendeerden
- suspendeerden
- suspendeerden
v.t.t.
- heb gesuspendeerd
- hebt gesuspendeerd
- heeft gesuspendeerd
- hebben gesuspendeerd
- hebben gesuspendeerd
- hebben gesuspendeerd
v.v.t.
- had gesuspendeerd
- had gesuspendeerd
- had gesuspendeerd
- hadden gesuspendeerd
- hadden gesuspendeerd
- hadden gesuspendeerd
o.t.t.t.
- zal suspenderen
- zult suspenderen
- zal suspenderen
- zullen suspenderen
- zullen suspenderen
- zullen suspenderen
o.v.t.t.
- zou suspenderen
- zou suspenderen
- zou suspenderen
- zouden suspenderen
- zouden suspenderen
- zouden suspenderen
en verder
- ben gesuspendeerd
- bent gesuspendeerd
- is gesuspendeerd
- zijn gesuspendeerd
- zijn gesuspendeerd
- zijn gesuspendeerd
diversen
- suspendeer!
- suspendeert!
- gesuspendeerd
- suspenderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for suspenderen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
suspender | schorsen; suspenderen | afblazen; afgelasten; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzeggen; afzien van rechtsvervolging; blijven zitten; doubleren; ermee uitscheiden; kelderen; onderbreken; opgeven; ophouden; ricocheren; seponeren; staken; stoppen; terugwijzen; uitscheiden; verdagen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren; zakken |