Dutch
Detailed Translations for terugvinden from Dutch to Spanish
terugvinden:
-
terugvinden (hervinden)
recuperarse; recobrar; arreglar; rehabilitar; restablecerse; volver a encontrar; restablecer; reconquistar; corregir-
recuperarse verb
-
recobrar verb
-
arreglar verb
-
rehabilitar verb
-
restablecerse verb
-
volver a encontrar verb
-
restablecer verb
-
reconquistar verb
-
corregir verb
-
Conjugations for terugvinden:
o.t.t.
- vind terug
- vindt terug
- vindt terug
- vinden terug
- vinden terug
- vinden terug
o.v.t.
- vond terug
- vond terug
- vond terug
- vonden terug
- vonden terug
- vonden terug
v.t.t.
- heb terugevonden
- hebt terugevonden
- heeft terugevonden
- hebben terugevonden
- hebben terugevonden
- hebben terugevonden
v.v.t.
- had terugevonden
- had terugevonden
- had terugevonden
- hadden terugevonden
- hadden terugevonden
- hadden terugevonden
o.t.t.t.
- zal terugvinden
- zult terugvinden
- zal terugvinden
- zullen terugvinden
- zullen terugvinden
- zullen terugvinden
o.v.t.t.
- zou terugvinden
- zou terugvinden
- zou terugvinden
- zouden terugvinden
- zouden terugvinden
- zouden terugvinden
en verder
- ben terugevonden
- bent terugevonden
- is terugevonden
- zijn terugevonden
- zijn terugevonden
- zijn terugevonden
diversen
- vind terug!
- vindt terug!
- terugevonden
- terugvindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze