Dutch
Detailed Translations for toekomen from Dutch to Spanish
toekomen:
-
toekomen (verdiend hebben; toekomen aan)
-
toekomen (ten deel vallen; toevallen)
Conjugations for toekomen:
o.t.t.
- kom toe
- komt toe
- komt toe
- komen toe
- komen toe
- komen toe
o.v.t.
- kwam toe
- kwam toe
- kwam toe
- kwamen toe
- kwamen toe
- kwamen toe
v.t.t.
- heb toegekomen
- hebt toegekomen
- heeft toegekomen
- hebben toegekomen
- hebben toegekomen
- hebben toegekomen
v.v.t.
- had toegekomen
- had toegekomen
- had toegekomen
- hadden toegekomen
- hadden toegekomen
- hadden toegekomen
o.t.t.t.
- zal toekomen
- zult toekomen
- zal toekomen
- zullen toekomen
- zullen toekomen
- zullen toekomen
o.v.t.t.
- zou toekomen
- zou toekomen
- zou toekomen
- zouden toekomen
- zouden toekomen
- zouden toekomen
en verder
- ben toegekomen
- bent toegekomen
- is toegekomen
- zijn toegekomen
- zijn toegekomen
- zijn toegekomen
diversen
- kom toe!
- komt toe!
- toegekomen
- toekomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for toekomen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
corresponder | accorderen; overeenstemmen | |
tocar | aanraken; aantikken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
corresponder | ten deel vallen; toekomen; toevallen | betamen; congruent zijn; een harmonieus geheel vormen; harmoniëren; kloppen; overeenstemmen; passen; samenstemmen |
merecerse | toekomen; toekomen aan; verdiend hebben | |
tocar | ten deel vallen; toekomen; toevallen | aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; bespelen; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; raken; voelen |
tocar en suerte | ten deel vallen; toekomen; toevallen | te beurt vallen |