Summary
Dutch
Detailed Translations for uithollen from Dutch to Spanish
uithollen:
-
uithollen
Conjugations for uithollen:
o.t.t.
- hol uit
- holt uit
- holt uit
- hollen uit
- hollen uit
- hollen uit
o.v.t.
- holde uit
- holde uit
- holde uit
- holden uit
- holden uit
- holden uit
v.t.t.
- heb uitgeholt
- hebt uitgeholt
- heeft uitgeholt
- hebben uitgeholt
- hebben uitgeholt
- hebben uitgeholt
v.v.t.
- had uitgeholt
- had uitgeholt
- had uitgeholt
- hadden uitgeholt
- hadden uitgeholt
- hadden uitgeholt
o.t.t.t.
- zal uithollen
- zult uithollen
- zal uithollen
- zullen uithollen
- zullen uithollen
- zullen uithollen
o.v.t.t.
- zou uithollen
- zou uithollen
- zou uithollen
- zouden uithollen
- zouden uithollen
- zouden uithollen
en verder
- ben uitgeholt
- bent uitgeholt
- is uitgeholt
- zijn uitgeholt
- zijn uitgeholt
- zijn uitgeholt
diversen
- hol uit!
- holt uit!
- uitgeholt
- uithollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uithollen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vaciar | leegmaken; uitladen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
ahuecar | uithollen | uitboren |
socavar | uithollen | |
vaciar | uithollen | afvoeren; doen wegvloeien; ledigen; leegdrinken; leeghalen; leegmaken; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; motiveren; naar buiten halen; opdrinken; plunderen; ruimen; tornen; uitdeuken; uitdrinken; uithalen; uitkloppen; uitknijpen; uitpersen; uitschenken; uittrekken; uitzuigen |