Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. uitval:
  2. uitvallen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitval from Dutch to Spanish

uitval:


uitval form of uitvallen:

uitvallen [het ~] nomen

  1. het uitvallen (wegvallen)
    el quedar suprimido; el fallecer; el desaparecer

Translation Matrix for uitvallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
desaparecer uitvallen; wegvallen afsterven; tenietgaan
fallecer uitvallen; wegvallen
quedar suprimido uitvallen; wegvallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
desaparecer aanrekenen; aanwrijven; achteruitgaan; afnemen; bezwijken; declineren; doodgaan; doorleven; doorstaan; heengaan; iemand iets verwijten; inslapen; kwalijk nemen; minder worden; missen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verdragen; verduren; verdwijnen; verhuizen; verkassen; vermissen; verteren; wegvallen
fallecer bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; wegvallen

Wiktionary Translations for uitvallen:


Cross Translation:
FromToVia
uitvallen renunciar; desistir; abandonar; ceder abandonner — Se remettre à ; se laisser aller à ; se livrer à.
uitvallen renunciar; desistir renoncer — Se désister de quelque chose, soit par acte exprès, soit autrement.
uitvallen resignarse; renunciar; desistir résigner — Se démettre, remettre. désuet|fr Il s’entendait ordinairement d’un bénéfice.

Related Translations for uitval