Dutch
Detailed Translations for vermurwen from Dutch to Spanish
vermurwen:
-
vermurwen
Conjugations for vermurwen:
o.t.t.
- vermurw
- vermurwt
- vermurwt
- vermurwen
- vermurwen
- vermurwen
o.v.t.
- vermurwde
- vermurwde
- vermurwde
- vermurwden
- vermurwden
- vermurwden
v.t.t.
- heb vermurwd
- hebt vermurwd
- heeft vermurwd
- hebben vermurwd
- hebben vermurwd
- hebben vermurwd
v.v.t.
- had vermurwd
- had vermurwd
- had vermurwd
- hadden vermurwd
- hadden vermurwd
- hadden vermurwd
o.t.t.t.
- zal vermurwen
- zult vermurwen
- zal vermurwen
- zullen vermurwen
- zullen vermurwen
- zullen vermurwen
o.v.t.t.
- zou vermurwen
- zou vermurwen
- zou vermurwen
- zouden vermurwen
- zouden vermurwen
- zouden vermurwen
diversen
- vermurw!
- vermurwt!
- vermurwd
- vermurwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vermurwen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ablandar | vermurwen | in de week zetten; lenigen; ontharden; verlichten; vervriendelijken; verweken; verzachten; week maken; week worden; weken; zachtmaken |
enternecer | vermurwen | vertederen; verweken; week worden |
suavizar | vermurwen | lenigen; ontharden; verlichten; vervriendelijken; verweken; verzachten; zachtmaken |