Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. voorschoten:
  2. voorschot:
  3. voorschieten:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for voorschoten from Dutch to Spanish

voorschoten:

voorschoten [de ~] nomen, plural

  1. de voorschoten
    el delantales

Translation Matrix for voorschoten:

NounRelated TranslationsOther Translations
delantales voorschoten

Related Words for "voorschoten":


voorschoten form of voorschot:

voorschot [het ~] nomen

  1. het voorschot
    el anticipo; el adelanto

Translation Matrix for voorschot:

NounRelated TranslationsOther Translations
adelanto voorschot aantal gekomen personen; ontwikkelingsgang; opkomst; prijslijst; progressie; tarievenlijst; verloop; voortgang; vooruitgang; vordering
anticipo voorschot voorproefje

Related Words for "voorschot":


Wiktionary Translations for voorschot:


Cross Translation:
FromToVia
voorschot avance; adelanto advance — amount of money
voorschot fianza acompte — Somme d’argent versée dès la signature d’un contrat, et enlevant toute possibilité de dédit
voorschot adelanto souscriptionsignature qu’on mettre au-dessous d’un acte pour l’approuver.

voorschieten:

voorschieten verb (schiet voor, schoot voor, schoten voor, voorgeschoten)

  1. voorschieten

Conjugations for voorschieten:

o.t.t.
  1. schiet voor
  2. schiet voor
  3. schiet voor
  4. schieten voor
  5. schieten voor
  6. schieten voor
o.v.t.
  1. schoot voor
  2. schoot voor
  3. schoot voor
  4. schoten voor
  5. schoten voor
  6. schoten voor
v.t.t.
  1. heb voorgeschoten
  2. hebt voorgeschoten
  3. heeft voorgeschoten
  4. hebben voorgeschoten
  5. hebben voorgeschoten
  6. hebben voorgeschoten
v.v.t.
  1. had voorgeschoten
  2. had voorgeschoten
  3. had voorgeschoten
  4. hadden voorgeschoten
  5. hadden voorgeschoten
  6. hadden voorgeschoten
o.t.t.t.
  1. zal voorschieten
  2. zult voorschieten
  3. zal voorschieten
  4. zullen voorschieten
  5. zullen voorschieten
  6. zullen voorschieten
o.v.t.t.
  1. zou voorschieten
  2. zou voorschieten
  3. zou voorschieten
  4. zouden voorschieten
  5. zouden voorschieten
  6. zouden voorschieten
diversen
  1. schiet voor!
  2. schiet voor!
  3. voorgeschoten
  4. voorschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorschieten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
adelantar voorschieten aanrukken; ijlen; inhalen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; passeren; reppen; snellen; spoeden; verder komen; vliegen; voorbijgaan; voorbijrijden; vooruitgaan; vooruitkomen; vorderen; zich haasten; zich spoeden

Wiktionary Translations for voorschieten:


Cross Translation:
FromToVia
voorschieten correr rápidamente hacia delante; anticipar vorschießen — einen Geldbetrag im Voraus geben