Dutch
Detailed Translations for voorvoelen from Dutch to Spanish
voorvoelen:
-
voorvoelen (aanvoelen)
Conjugations for voorvoelen:
o.t.t.
- voorvoel
- voorvoelt
- voorvoelt
- voorvoelen
- voorvoelen
- voorvoelen
o.v.t.
- voorvoelde
- voorvoelde
- voorvoelde
- voorvoelden
- voorvoelden
- voorvoelden
v.t.t.
- heb voorvoeld
- hebt voorvoeld
- heeft voorvoeld
- hebben voorvoeld
- hebben voorvoeld
- hebben voorvoeld
v.v.t.
- had voorvoeld
- had voorvoeld
- had voorvoeld
- hadden voorvoeld
- hadden voorvoeld
- hadden voorvoeld
o.t.t.t.
- zal voorvoelen
- zult voorvoelen
- zal voorvoelen
- zullen voorvoelen
- zullen voorvoelen
- zullen voorvoelen
o.v.t.t.
- zou voorvoelen
- zou voorvoelen
- zou voorvoelen
- zouden voorvoelen
- zouden voorvoelen
- zouden voorvoelen
diversen
- voorvoel!
- voorvoelt!
- voorvoeld
- voorvoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for voorvoelen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
intuir | aanvoelen; voorvoelen | inleven; invoelen; meeleven; voelen |
presentir | aanvoelen; voorvoelen | |
sentir | aanvoelen; voorvoelen | beleven; betreuren; ervaren; gewaarworden; iets voelen; inleven; invoelen; jammer vinden; meeleven; ondervinden; voelen |