Dutch
Detailed Translations for woekeren from Dutch to Spanish
woekeren:
-
woekeren
Conjugations for woekeren:
o.t.t.
- woeker
- woekert
- woekert
- woekeren
- woekeren
- woekeren
o.v.t.
- woekerde
- woekerde
- woekerde
- woekerden
- woekerden
- woekerden
v.t.t.
- heb gewoekerd
- hebt gewoekerd
- heeft gewoekerd
- hebben gewoekerd
- hebben gewoekerd
- hebben gewoekerd
v.v.t.
- had gewoekerd
- had gewoekerd
- had gewoekerd
- hadden gewoekerd
- hadden gewoekerd
- hadden gewoekerd
o.t.t.t.
- zal woekeren
- zult woekeren
- zal woekeren
- zullen woekeren
- zullen woekeren
- zullen woekeren
o.v.t.t.
- zou woekeren
- zou woekeren
- zou woekeren
- zouden woekeren
- zouden woekeren
- zouden woekeren
diversen
- woeker!
- woekert!
- gewoekerd
- woekerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for woekeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
prestar a usura | woekeren | |
usurar | woekeren |
Wiktionary Translations for woekeren:
woekeren
verb
-
het uiterste voordeel trekken van
- woekeren → proliferar; usurar
External Machine Translations: