Dutch
Detailed Translations for zemel from Dutch to Spanish
zemel:
-
de zemel (zeurkous; geitenbreier; zeikerd; zeurpiet; zeur)
Translation Matrix for zemel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
letoso | geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet | |
palisa | geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet | |
pelmazo | geitenbreier; zeikerd; zemel; zeur; zeurkous; zeurpiet |
Related Words for "zemel":
zemel form of zemelen:
-
zemelen
chinchar; machacar; mear; renegar; refunfuñar; gruñir; importunar; rezongar; incordiar; dar la lata; lloriquear; remugar; dar la paliza; dar la tabarra; dar la murga-
chinchar verb
-
machacar verb
-
mear verb
-
renegar verb
-
refunfuñar verb
-
gruñir verb
-
importunar verb
-
rezongar verb
-
incordiar verb
-
dar la lata verb
-
lloriquear verb
-
remugar verb
-
dar la paliza verb
-
dar la tabarra verb
-
dar la murga verb
-
Conjugations for zemelen:
o.t.t.
- zemel
- zemelt
- zemelt
- zemelen
- zemelen
- zemelen
o.v.t.
- zemelde
- zemelde
- zemelde
- zemelden
- zemelden
- zemelden
v.t.t.
- heb gezemeld
- hebt gezemeld
- heeft gezemeld
- hebben gezemeld
- hebben gezemeld
- hebben gezemeld
v.v.t.
- had gezemeld
- had gezemeld
- had gezemeld
- hadden gezemeld
- hadden gezemeld
- hadden gezemeld
o.t.t.t.
- zal zemelen
- zult zemelen
- zal zemelen
- zullen zemelen
- zullen zemelen
- zullen zemelen
o.v.t.t.
- zou zemelen
- zou zemelen
- zou zemelen
- zouden zemelen
- zouden zemelen
- zouden zemelen
diversen
- zemel!
- zemelt!
- gezemeld
- zemelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze