Summary


Dutch

Detailed Translations for Schot from Dutch to Spanish

Schot form of schot:

schot [de ~ (m)] nomen

  1. de schot (tussenschot; afscheiding; beschot; tussenmuur)
    la pared; la raya; la cosecha; el disparo; la separación; el chute; el enmaderamiento; la cara; el revestimiento de madera; el pequeño tabique

Translation Matrix for schot:

NounRelated TranslationsOther Translations
cara afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot aangezicht; aanzien; buitenkant; cara; gedaante; gelaat; gezicht; kijk; panorama; prospect; type; uiterlijk; uitzicht; vergezicht; verschijning; vertoon; vooreind; vooreinde; voorkomen; voorste gedeelte; vorm; vue; zicht
chute afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; hek; hekwerk; tussenmuurtje
cosecha afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; druivenoogst; hek; hekwerk; krop; oogst; opbrengst; opbrengst van een gewas; opbrengst van gewas; opeengepakte bladeren; pluk; product; rendement; tussenmuurtje; uitkomst; voortbrengsel; wijnoogst
disparo afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; beschieting; geweerschot; hek; hekwerk; schot van een geweer; tussenmuurtje
enmaderamiento afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; beschot; betimmering; hek; hekwerk; houtversiering; lambrisering; tussenmuurtje
pared afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot heining; muur; tussenmuurtje
pequeño tabique afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; hek; hekwerk
raya afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afscheiding; band; boekdeel; chocolade; chocoladereep; deel; gelid; geluidsniveau; gezichtsrimpel; haal; haarband; haarlint; hek; hekwerk; kras; lijn; linie; lint; pennekras; reep; rij; rimpel; rog; streep; tussenmuurtje; volume
revestimiento de madera afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot beschot; betimmering; houtbekleding; houtversiering; lambrisering; tussenmuurtje
separación afscheiding; beschot; schot; tussenmuur; tussenschot afkoppelen; afscheiding; afsplitsing; afzondering; antigeleiding; grens; grenslijn; isolatie; isolator; isolering; lijn die de grensscheiding aangeeft; tussenmuurtje

Related Words for "schot":


Related Definitions for "schot":

  1. keer dat je een kogel afvuurt1
    • de vogel werd met één schot gedood1
  2. rechtopstaande wand1
    • er stond een schot tussen onze bedden1

Wiktionary Translations for schot:


Cross Translation:
FromToVia
schot pared; tabique; taqique paroi — maçonnerie|fr cloison de maçonnerie qui séparer une chambre ou quelque autre pièce d’un appartement d’avec une autre.


Wiktionary Translations for Schot:

Schot
noun
  1. een persoon afkomstig uit Schotland

Cross Translation:
FromToVia
Schot escocés; escocesa Scot — a person born in or native to Scotland
Schot escocesa; escocés Scotsman — a man from Scotland

Related Translations for Schot