Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. discrimineren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for discrimineren from Dutch to Spanish

discrimineren:

discrimineren verb (discrimineer, discrimineert, discrimineerde, discrimineerden, gediscrimineerd)

  1. discrimineren (achterstellen)

Conjugations for discrimineren:

o.t.t.
  1. discrimineer
  2. discrimineert
  3. discrimineert
  4. discrimineren
  5. discrimineren
  6. discrimineren
o.v.t.
  1. discrimineerde
  2. discrimineerde
  3. discrimineerde
  4. discrimineerden
  5. discrimineerden
  6. discrimineerden
v.t.t.
  1. heb gediscrimineerd
  2. hebt gediscrimineerd
  3. heeft gediscrimineerd
  4. hebben gediscrimineerd
  5. hebben gediscrimineerd
  6. hebben gediscrimineerd
v.v.t.
  1. had gediscrimineerd
  2. had gediscrimineerd
  3. had gediscrimineerd
  4. hadden gediscrimineerd
  5. hadden gediscrimineerd
  6. hadden gediscrimineerd
o.t.t.t.
  1. zal discrimineren
  2. zult discrimineren
  3. zal discrimineren
  4. zullen discrimineren
  5. zullen discrimineren
  6. zullen discrimineren
o.v.t.t.
  1. zou discrimineren
  2. zou discrimineren
  3. zou discrimineren
  4. zouden discrimineren
  5. zouden discrimineren
  6. zouden discrimineren
en verder
  1. ben gediscrimineerd
  2. bent gediscrimineerd
  3. is gediscrimineerd
  4. zijn gediscrimineerd
  5. zijn gediscrimineerd
  6. zijn gediscrimineerd
diversen
  1. discrimineer!
  2. discrimineert!
  3. gediscrimineerd
  4. discriminerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for discrimineren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
discriminar achterstellen; discrimineren kwaad doen; nadelig zijn; schaden
marginar achterstellen; discrimineren
postergar achterstellen; discrimineren benadelen; duperen; kwaad doen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; opschorten; opschuiven; rekken; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven

Wiktionary Translations for discrimineren:

discrimineren
verb
  1. het maken van onderscheid