Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. want:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for want from Dutch to Spanish

want:

want adj

  1. want

want [de ~] nomen

  1. de want (handschoen)
    el guante; el aparejo; la jarcia
  2. de want (al het touwwerk aan boord; tuigage; tuig)
    el aparejo; la jarcias

Translation Matrix for want:

NounRelated TranslationsOther Translations
aparejo al het touwwerk aan boord; handschoen; tuig; tuigage; want apparatuur; machine; scheepswant; takel voor lichte lasten; takelwerk; talie; tuigage; zeilwerk
guante handschoen; want
jarcia handschoen; want scheepswant
jarcias al het touwwerk aan boord; tuig; tuigage; want gajes; scheepstuigen; scheepswanten; takelwerk
AdverbRelated TranslationsOther Translations
- namelijk
ConjunctionRelated TranslationsOther Translations
- immers
ModifierRelated TranslationsOther Translations
porque want aangezien; daar; doordat; omdat; vermits
pues want immers; omdat
ya que want aangezien; daar; omdat; vermits

Related Words for "want":

  • wanten, wants

Synonyms for "want":


Related Definitions for "want":

  1. er wordt een reden of argument genoemd1
    • Piet gaat niet naar de film want hij heeft hem al gezien1
  2. handschoen met aparte duim1
    • ze droegen dikke wanten bij het skiën1

Wiktionary Translations for want:


Cross Translation:
FromToVia
want porque because — on account
want pues; porque; como for — because
want manopla mitten — glove with a separate sheath for the thumb only
want obenquillo shroud — mast support
want guante gant — vête|fr objet d’habillement, qui couvrir la main et chaque doigt séparément.