Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. schending:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schending from Dutch to Spanish

schending:

schending [de ~ (v)] nomen

  1. de schending (inbreuk; aantasting; schennis)
    la violación; el delito; la falta; la infracción; la violación del tratado

Translation Matrix for schending:

NounRelated TranslationsOther Translations
delito aantasting; inbreuk; schending; schennis delict; gruwel; gruweldaad; misdaad; misdraging; misdrijf; overtreding; schanddaad; verdragsschending; vergrijp; wandaad; wangedrag; wetsovertreding; wreedheid
falta aantasting; inbreuk; schending; schennis abuis; blunder; deficit; delict; domheid; dwaling; feil; flater; fout; gebrek; giller; incorrectheid; manco; misgreep; misslag; onbillijkheid; ongerechtigheid; onjuistheid; onrecht; onrechtvaardigheid; overtreding; tekort; verdragsschending; vergissing; vergrijp; zwakheid
infracción aantasting; inbreuk; schending; schennis delict; misdaad; misdrijf; overtreding; schanddaad; verdragsschending; vergrijp; wandaad; wetsovertreding
violación aantasting; inbreuk; schending; schennis aanranding; misbruik; oneigenlijk gebruik; verdragsschending; verkrachting
violación del tratado aantasting; inbreuk; schending; schennis verdragsschending

Related Words for "schending":

  • schendingen

Wiktionary Translations for schending:

schending
noun
  1. het schenden van iets

Cross Translation:
FromToVia
schending ofensa Verletzung — das Übertreten eines Gebotes, einer Grenze
schending violación violation — act or instance of violating